Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document E2020J0003

    Arrest van het Hof van 25 maart 2021 in zaak E-3/20 De Noorse regering, vertegenwoordigd door het ministerie van Gezondheids- en Zorgdiensten (Helse- og omsorgsdepartementet)/Anniken Jenny Lindberg (Vrij verkeer van personen – Richtlijn 2005/36/EG – Erkenning van beroepskwalificaties – Toegang tot beroep van beoefenaar der tandheelkunde – Automatische erkenning) 2021/C 303/07

    PB C 303 van 29.7.2021, p. 10–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    29.7.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 303/10


    ARREST VAN HET HOF

    van 25 maart 2021

    in zaak E-3/20

    De Noorse regering, vertegenwoordigd door het ministerie van Gezondheids- en Zorgdiensten (Helse- og omsorgsdepartementet)/Anniken Jenny Lindberg

    (Vrij verkeer van personen – Richtlijn 2005/36/EG – Erkenning van beroepskwalificaties – Toegang tot beroep van beoefenaar der tandheelkunde – Automatische erkenning)

    (2021/C 303/07)

    In zaak E-3/20, de Noorse regering, vertegenwoordigd door het ministerie van Gezondheids- en Zorgdiensten (Helse- og omsorgsdepartementet)/Anniken Jenny Lindberg – VERZOEK aan het Hof krachtens artikel 34 van de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie door het Noorse Hooggerechtshof (Norges Høyesterett) betreffende de interpretatie van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, met name artikel 21, zoals aangepast aan de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, heeft het Hof, samengesteld uit Páll Hreinsson, president, Per Christiansen (rechter-rapporteur) en Bernd Hammermann, rechters, op 25 maart 2021 een arrest gewezen, waarvan het dictum luidt als volgt:

    1.

    Om in aanmerking te komen voor de automatische erkenning waarin artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties voorziet, moet een aanvrager in het bezit zijn van alle certificaten die de in bijlage V bij de richtlijn vermelde opleidingstitels vergezellen, overeenkomstig de eisen van de lidstaat van oorsprong voor het betrokken beroep.

    2.

    De artikelen 28 en 31 EER moeten aldus worden uitgelegd dat zij een ontvangende staat verplichten tot een individuele beoordeling van de door de beroepskwalificaties van een aanvrager aangetoonde kennis en opleiding, ook wanneer de aanvrager toegang wenst tot een beroep dat behoort tot de categorie beroepen met gecoördineerde minimumopleidingseisen, maar niet voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 10 of 21 van Richtlijn 2005/36/EG.

    3.

    Een individuele beoordeling van de kennis en vaardigheden van een aanvrager door de ontvangende staat moet een vergelijking inhouden van alle diploma’s, certificaten en andere titels en ervaring van de aanvrager met zijn eigen eisen voor de uitoefening van het betrokken beroep. Indien de kennis en kwalificaties van de aanvrager blijkens het diploma en de relevante werkervaring niet gelijkwaardig zijn, of slechts ten dele overeenkomen met die welke door de ontvangende staat worden verlangd, moet die staat aangeven welke opleiding ontbreekt zodat de aanvrager de opleiding kan voltooien of aanvullen.

    4.

    Het feit dat een aanvrager in de staat van oorsprong geen volledige toegang tot het beroep heeft, kan niet doorslaggevend zijn voor de beoordeling of hem in de ontvangende staat toegang tot hetzelfde beroep kan worden gegeven.


    Top