Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document E2000C0067

    Aanbeveling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 67/00/COL van 24 maart 2000 inzake een in 2000 uit te voeren gecoördineerd bewakingsprogramma om de inachtneming van de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in en op granen en bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit, te garanderen

    PB L 274 van 26.10.2000, p. 36–41 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2000/67/oj

    E2000C0067

    Aanbeveling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 67/00/COL van 24 maart 2000 inzake een in 2000 uit te voeren gecoördineerd bewakingsprogramma om de inachtneming van de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in en op granen en bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit, te garanderen

    Publicatieblad Nr. L 274 van 26/10/2000 blz. 0036 - 0041


    Aanbeveling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

    nr. 67/00/COL

    van 24 maart 2000

    inzake een in 2000 uit te voeren gecoördineerd bewakingsprogramma om de inachtneming van de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in en op granen en bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit, te garanderen

    DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,

    Gelet op de EER-overeenkomst, en met name op artikel 109 en Protocol nr. 1,

    Gelet op de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, en met name op artikel 5, lid 2, onder b), en Protocol nr. 1,

    Gelet op het in punt 38 van hoofdstuk XII van bijlage II bij de EER-overeenkomst bedoelde besluit tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen (Richtlijn 86/362/EEG van de Raad)(1), en met name op artikel 7, lid 2, onder b),

    Gelet op het in punt 54 van hoofdstuk XII van bijlage II bij de EER-overeenkomst bedoelde besluit tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (Richtlijn 90/642/EEG van de Raad(2), en met name artikel 4, lid 2, onder b),

    Na raadpleging van het Comité van beheer voor levensmiddelen van de EVA dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bijstaat,

    Overwegende dat in artikel 7, lid 2, onder b), van Richtlijn 86/362/EEG en artikel 4, lid 2, onder b), van Richtlijn 90/642 is bepaald dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA uiterlijk op 31 december van elk jaar het Comité van beheer voor Levensmiddelen van de EVA dat de Toezichthoudende Autoriteit bijstaat, aan de EVA-saten een aanbeveling voorlegt met een gecoördineerd bewakingsprogramma om de inachtneming van de in bijlage II bij bovengenoemde richtlijnen vastgestelde maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen te garanderen;

    Overwegende dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA ieder jaar een bewakingsprogramma moet aanbevelen; dat de ervaring van de Europese Commissie en de EU-lidstaten met het opstellen en uitvoeren van en de rapportering over de voorgaande jaarlijkse gecoördineerde bewakingsprogramma's erop wijst dat meerjarenprogramma's zeer doeltreffend en praktisch zijn; dat het dienstig is in deze aanbeveling het kader voor de toekomstige programma's aan te geven;

    Overwegende dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA geleidelijk moet komen tot een systeem waarmee de reële blootstelling aan bestrijdingsmiddelen via de voeding kan worden geraamd, als bepaald in artikel 7, lid 3, tweede alinea, van Richtlijn 86/362/EEG en artikel 4, lid 3, tweede alinea, van Richtlijn 90/642/EEG; dat om te kunnen nagaan of dergelijke ramingen uitvoerbaar zijn, bewakingsgegevens beschikbaar moeten zijn over bestrijdingsmiddelenresiduen in een aantal levensmiddelen die belangrijke bestanddelen van het Europese voedselpakket vormen; dat de EVA-staten gezien de middelen die op nationaal niveau beschikbaar zijn voor bewakingsmaatregelen inzake bestrijdingsmiddelenresiduen, per jaar slechts van 4 à 5 producten monsters kunnen analyseren in het kader van een gecoördineerd bewakingsprogramma; dat in het algemeen een bestrijdingsmiddel in 20 levensmiddelen zou moeten worden gevolgd over cycli van vijf jaar;

    Overwegende dat aan de hand van de gegevens over de residuen waarop volgens de aanbeveling de bewaking in 2000 betrekking moet hebben, de uitvoerbaarheid van de raming kan worden nagegaan voor de gegevens betreffende de bestrijdingsmiddelen acefaat, de benomyl-groep, chloorpyrifos, iprodion en methamidofos, aangezien voor deze verbindingen (groep A in bijlage I) ook reeds in de periode 1996-1999 bewakingsmaatregelen zijn toegepast met het oog op de raming van de reële inname via de voeding;

    Overwegende dat aan de hand van de gegevens over de residuen waarop volgens de aanbeveling de bewaking in 2000 en 2001 betrekking moet hebben, de uitvoerbaarheid van de raming kan worden nagegaan voor de gegevens betreffende de bestrijdingsmiddelen diazinon, metalaxyl, methidathion, thiabendazool en triazofos, aangezien voor deze verbindingen (groep B in bijlage I) ook reeds in de periode 1997-1999 bewakingsmaatregelen zijn toegepast met het oog op de raming van de reële inname via de voeding;

    Overwegende dat aan de hand van de gegevens over de residuen waarop volgens de aanbeveling de bewaking in 2000, 2001 en 2002 betrekking moet hebben, de uitvoerbaarheid van de raming kan worden nagegaan voor de gegevens betreffende de bestrijdingsmiddelen, chloorpyrifosmethyl, deltamethrin, endosulfan, imazalil, lambda-cyhalothrin, de maneb-groep, mecarbam, permethrin, pirimifos-methyl en vinchlozolin, aangezien voor deze verbindingen (groep C in bijlage I) ook reeds in 1998-1999 bewakingsmaatregelen zijn toegepast met het oog op de raming van de reële inname via de voeding;

    Overwegende dat de aantallen in het kader van de specifieke gecoördineerde actie te nemen monsters op een systematische, statistisch verantwoorde wijze moeten worden vastgesteld; dat de Commissie van de Codex Alimentarius(3) een dergelijke aanpak heeft ontwikkeld; dat op basis van een binomiale waarschijnlijkheidsverdeling kan worden bepaald dat bij onderzoek van in totaal 459 monsters, met een zekerheid van 99 % kan worden gesteld dat er een monster met een hoeveelheid bestrijdingsmiddelen boven de bepalingsgrens zal worden gevonden, wanneer ervan wordt uitgegaan dat 1 % van de producten van plantaardige oorsprong een hoeveelheid residuen boven de bepalingsgrens bevat; dat het totale aantal door iedere EVA-staat te nemen monsters moet worden bepaald op basis van het aantal inwoners en het aantal consumenten, met een minimum van twaalf monsters per product en per jaar;

    Overwegende dat de in bijlage II(4) bij de aanbeveling inzake het bewakingsprogramma voor 1999 bekendgemaakte ontwerp-richtsnoeren betreffende procedures voor de kwaliteitsbeheersing bij de analyse van bestrijdingsmiddelenresiduen op 15 en 16 september 1997 door de deskundigen van de lidstaten zijn besproken te Oeiras, Portugal, en dat de subgroep Bestrijdingsmiddelenresiduen van de werkgroep Plantenziektekunde er op 20 en 21 november 1997 kennis van heeft genomen en ze eveneens heeft besproken; dat door de EU-lidstaten is overeengekomen dat deze ontwerp-richtsnoeren zoveel mogelijk door de laboratoria in de EU-lidstaten die de analyse uitvoeren, moeten worden toegepast en moeten worden herzien in het licht hiervan;

    Overwegende dat de EVA-staten, wanneer zij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA informatie over de uitvoering van hun nationale controleprogramma's in het vorige jaar toesturen, overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder a), van Richtlijn 90/642/EEG nadere bijzonderheden moeten verschaffen over de criteria die aan de opstelling van die programma's ten grondslag liggen; dat in dat verband ook informatie moet worden verschaft over de criteria die zijn toegepast voor de bepaling van het aantal te nemen monsters, de uit te voeren analyses, de meldingsniveaus en de criteria aan de hand waarvan de meldingsniveaus zijn bepaald; dat op grond van het in punt 54n van hoofdstuk XII van bijlage II bij de EER-overeenkomst bedoelde besluit betreffende aanvullende maatregelen inzake de officiële controle op levensmiddelen (Richtlijn 93/99/EEG van de Raad)(5) nadere gegevens moeten worden verstrekt over de erkenning van de laboratoria die de analyses uitvoeren;

    Overwegende dat informatie over de resultaten van bewakingsprogramma's bijzonder geschikt is om via computers of andere elektronische middelen te worden verwerkt, opgeslagen en doorgegeven; dat er formaten zijn ontwikkeld die de Commissie op diskette aan de EU-lidstaten kan toesturen; dat hetzelfde formaat door de EVA-staten kan worden gebruikt; dat de EVA-staten derhalve in staat moeten zijn hun verslagen in een standaardformaat aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA te zenden; dat de verdere ontwikkeling van een dergelijk standaardformaat het doeltreffendst kan worden aangepakt op basis van op te stellen richtsnoeren;

    Overwegende dat Liechtenstein uiterlijk op 1 januari 2000 de in hoofdstuk XII van bijlage II bij de EER-overeenkomst vermelde besluiten moet naleven; dat deze aanbeveling voor 2000 derhalve betrekking heeft op Liechtenstein,

    BEVEELT HET VOLGENDE AAN:

    IJsland, Liechtenstein en Noorwegen wordt aanbevolen:

    1. voor de in bijlage I genoemde combinatie bestrijdingsmiddelenresidu/product-monsters te nemen en te analyseren op basis van een streefaantal van twaalf monsters per product, daarbij rekening houdend met het aandeel van de EVA-staten zelf, van de rest van de EER en van derde landen in de markt van de EVA-staten; voor ten minste één bestrijdingsmiddel dat mogelijk een acuut risico vormt, worden de samenstellende delen van het verzamelmonster van één van de producten individueel geanalyseerd: er worden twee verzamelmonsters met een adequaat aantal samenstellende delen genomen, zo mogelijk uit de productie van één producent; als in het eerste verzamelmonster een detecteerbare hoeveelheid bestrijdingsmiddel wordt gevonden, wordt voor elk van de samenstellende delen van het tweede monster een afzonderlijke analyse uitgevoerd; in 2000 geldt dit onder meer voor de combinatie komkommers/methamidofos en/of peren/chloormequat;

    2. uiterlijk op 31 augustus 2001 in een rapport de resultaten mee te delen voor het deel van de specifieke actie dat in bijlage I voor 2000 is toegekend, samen met de toegepaste analysemethoden en de behaalde rapportageniveaus, in overeenstemming met de kwaliteitscontrolemethoden als vastgesteld in bijlage II bij de aanbeveling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 1999, in een formaat als vastgesteld in bijlage III van die aanbeveling;

    3. uiterlijk op 31 augustus 2000 de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de EER/EVA-staten alle gegevens te zenden als vereist volgens artikel 7, lid 3, van Richtlijn 86/362/EEG en artikel 4, lid 3, van Richtlijn 90/642/EEG met betrekking tot de controles die in 1999 zijn uitgevoerd om er, op zijn minst door middel van steekproefbemonstering, voor te zorgen dat de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in acht worden genomen, dat wil zeggen onder meer:

    3.1. de uitkomsten van hun nationale programma's met betrekking tot de in bijlage II bij Richtlijn 86/362/EEG en Richtlijn 90/642/EEG vermelde bestrijdingsmiddelen, gerelateerd aan de geharmoniseerde niveaus en, als op communautair niveau nog geen dergelijke niveaus zijn vastgesteld, aan de geldende nationale niveaus;

    3.2. nadere gegevens over de door hun laboratoria gehanteerde kwaliteitscontrolemethoden, en met name nadere gegevens over de in de richtsnoeren betreffende de procedures voor de kwaliteitsbeheersing bij de analyse van bestrijdingsmiddelenresiduen voorkomende punten die zij niet hebben kunnen toepassen of met de toepassing waarvan zij moeite hebben gehad;

    3.3. nadere gegevens betreffende de erkenning, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van Richtlijn 93/99/EEG, van de laboratoria die de analyses uitvoeren (aard van de erkenning, erkenningsinstantie en een kopie van het erkenningscertificaat).

    4. Deze aanbeveling is gericht tot IJsland, Liechtenstein en Noorwegen.

    Gedaan te Brussel, 24 maart 2000.

    Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

    Hannes Hafstein

    Lid van het College

    (1) Hierna Richtlijn 86/362/EEG genoemd.

    (2) Hierna Richtlijn 90/642/EEG genoemd.

    (3) Codex Alimentarius, Pesticide Residues in Foodstuffs, Rome 1994, ISBN 92-5-203271-1; Vol. 2, blz. 372.

    (4) Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, doc. nr. 99-899 D.

    (5) Hierna Richtlijn 93/99/EEG genoemd.

    BIJLAGE I

    Combinaties bestrijdingsmiddel/product die bij de specifieke actie als bedoeld in punt 1 van de aanbeveling moeten worden bewaakt

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    (a) Rijst (gedopt of gepolijst), komkommer, sluitkool, erwten (bevroren of vers, analyse zonder dop).

    (b) Appelen, gerst, tomaten, sla.

    (c) Peren, bananen, bonen (vers of bevroren), aardappelen.

    (d) Wortelen, sinaasappelen, perziken, spinazie.

    Top