EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document E1994P0002

Beroep, op 28 april 1994 ingesteld door de Scottish Salmon Growers Association Limited (SSGA) tegen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (Zaak E-2/94)

PB C 199 van 21.7.1994, p. 9–9 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

E1994P0002

Beroep, op 28 april 1994 ingesteld door de Scottish Salmon Growers Association Limited (SSGA) tegen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (Zaak E-2/94)

Publicatieblad Nr. C 199 van 21/07/1994 blz. 0009 - 0009


Beroep, op 28 april 1994 ingesteld door de Scottish Salmon Growers Association Limited (SSGA) tegen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (Zaak E-2/94) (94/C 199/09)

Op 28 april 1994 is bij het EVA-Hof een beroep tegen de Toezichthoudende Autoriteit ingesteld door de Scottisch Salmon Growers Association Limited (SSGA), gevestigd in Perth, Schotland, vertegenwoordigd door Alasdair Sutton, advocaat, en Alasdair R. M. Bell, procureur, domicilie kiezende ten kantore van Edmond Tavernier, Rue Töpffer 11, CH-1206 Genève.

Verzoeker vraagt het EVA-Hof:

- de beslissing van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 24 maart 1994 nietig te verklaren,

- de gedaagde in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

De verzoeker, een vennootschap tot bevordering van de belangen van de Schotse zalmkwekers, betwist de beschikking van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 24 maart 1994 tot seponering van de klacht die verzoeker had ingediend betreffende vermeende inbreuken van de in de EER-Overeenkomst vervatte bepalingen inzake steunmaatregelen van de Staten door het Koninkrijk Noorwegen toen dit staatssteun toekende aan zijn zalmindustrie. De gewraakte beslissing was genomen wegens de ontbrekende bevoegdheid van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA uit hoofde van de desbetreffende bepalingen van de EER-Overeenkomst.

Verzoeker stelt ten eerste dat de gewraakte beslissing niet in overeenstemming is met artikel 62, lid 1, onder b), van de EER-Overeenkomst en met artikel 5, lid 1, van de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de instelling van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, aangezien de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA de enige bevoegde autoriteit voor de behandeling van de klacht zou zijn en haar weigering de klacht te behandelen gelijkstaat met een rechtsweigering ten aanzien van verzoeker.

Ten tweede voert verzoeker aan dat artikel 16 van de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de instelling van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, en bijgevolg een wezenlijk procedureel vereiste in de zin van artikel 36 van die Overeenkomst overtreden is door het feit dat de Autoriteit heeft nagelaten om enige respectievelijk enige adequate reden voor haar beslissing op te geven.

Top