EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2008/069/01

Informatie over de verklaringen van de Republiek Hongarije, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen en de Republiek Slovenië over hun aanvaarding van de bevoegdheid van het Hof van Justitie tot het doen van een prejudiciële uitspraak over de besluiten bedoeld in artikel 35 van het Verdrag betreffende de Europese Unie

PB C 69 van 14.3.2008, p. 1–1 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

14.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 69/1


Informatie over de verklaringen van de Republiek Hongarije, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen en de Republiek Slovenië over hun aanvaarding van de bevoegdheid van het Hof van Justitie tot het doen van een prejudiciële uitspraak over de besluiten bedoeld in artikel 35 van het Verdrag betreffende de Europese Unie

(2008/C 69/01)

De Republiek Letland, de Republiek Litouwen en de Republiek Slovenië hebben verklaard de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig de bepalingen van artikel 35, lid 2 en lid 3, onder b), van het Verdrag betreffende de Europese Unie te aanvaarden.

De Republiek Hongarije heeft haar vorige verklaring dat zij de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig de bepalingen van artikel 35, lid 2 en lid 3, onder a), van het Verdrag betreffende de Europese Unie aanvaardt, ingetrokken en heeft verklaard dat zij de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig de bepalingen van artikel 35, lid 2 en lid 3, onder b), van het Verdrag betreffende de Europese Unie aanvaardt.

Het overzicht van de verklaringen betreffende de aanvaarding van de bevoegdheid van het Hof van Justitie tot het doen van een prejudiciële uitspraak over de geldigheid en de uitlegging van de besluiten bedoeld in artikel 35 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, is derhalve als volgt:

het Koninkrijk Spanje heeft verklaard de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig de bepalingen van artikel 35, lid 2 en lid 3, onder a), te aanvaarden (1);

het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Finse Republiek en het Koninkrijk Zweden hebben verklaard de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig de bepalingen van artikel 35, lid 2 en lid 3, onder b), te aanvaarden (2);

bij het afleggen van de bovengenoemde verklaringen hebben het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk en de Republiek Slovenië zich het recht voorbehouden in hun nationale recht te bepalen dat een nationale rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, gehouden is een vraag die in een bij die instantie aanhangige zaak wordt opgeworpen in verband met de geldigheid of de uitlegging van een besluit bedoeld in artikel 35, lid 1, voor te leggen aan het Hof van Justitie.


(1)  De verklaring van het Koninkrijk Spanje is gepubliceerd in PB L 114 van 1.5.1999, blz. 56 en in PB C 120 van 1.5.1999, blz. 24.

(2)  De verklaring van de Tsjechische Republiek is gepubliceerd in PB L 236 van 23.9.2003, blz. 980. De verklaring van de Franse Republiek is gepubliceerd in PB L 327 van 14.12.2005, blz. 19 en PB C 318 van 14.12.2005, blz. 1. De verklaringen van de overige vermelde lidstaten, behalve die van de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije en de Republiek Slovenië staan in PB L 114 van 1.5.1999, blz. 56 en PB C 120 van 1.5.1999, blz. 24.


Top