Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2007/297/49

    Zaak C-459/07: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Unabhängige Finanzsenat, Außenstelle Graz (Oostenrijk) op 9 oktober 2007 — Veli Elshani/Hauptzollamt Linz

    PB C 297 van 8.12.2007, p. 30–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    8.12.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 297/30


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Unabhängige Finanzsenat, Außenstelle Graz (Oostenrijk) op 9 oktober 2007 — Veli Elshani/Hauptzollamt Linz

    (Zaak C-459/07)

    (2007/C 297/49)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Unabhängiger Finanzsenat, Außenstelle Graz

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Veli Elshani

    Verwerende partij: Hauptzollamt Linz

    Prejudiciële vragen

    1.

    De voorwaarden voor het tenietgaan van een douaneschuld die zijn vastgesteld in artikel 233, eerste alinea, sub d, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (1) van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (douanewetboek), verwijzen niet naar het tijdstip van ontstaan van de douaneschuld, maar naar een tijdstip na het ontstaan van de douaneschuld, aangezien sprake is van een douaneschuld die ingevolge artikel 202 douanewetboek is „ontstaan”.

    Moeten de woorden „bij het onregelmatig binnenbrengen” in de zin van artikel 233, eerste alinea, sub d, douanewetboek aldus worden uitgelegd,

    dat het binnenbrengen van een goed in het douanegebied van de Gemeenschap, ten aanzien waarvan ingevolge artikel 202 douanewetboek een douaneschuld is ontstaan, reeds is voltooid met de overbrenging ervan naar het douanekantoor aan de grens of naar een andere, door de douaneautoriteiten aangeduide plaats, maar in elk geval met het verlaten van het terrein van het douanekantoor of van de aangeduide andere plaats, aangezien het goed daardoor het douanegebied is binnengekomen, zodat de inbeslagneming en verbeurdverklaring van de goederen na dit tijdstip niet meer tot tenietgaan van de douaneschuld leidt,

    of moeten deze woorden aldus worden uitgelegd,

    dat het binnenbrengen van een goed in het douanegebied van de Gemeenschap, ten aanzien waarvan ingevolge artikel 202 douanewetboek een douaneschuld is ontstaan, vanuit economisch oogpunt beschouwd voortduurt zolang het vervoer voortduurt dat aansluit op het binnenbrengen van het goed in het douanegebied en hiermee een samenhangend geheel vormt, en dus zolang het goed nog niet is aangekomen en evenmin tot stilstand is gebracht op zijn eerste plaats van bestemming in het douanegebied, zodat de inbeslagneming en verbeurdverklaring van de goederen tot op dit tijdstip nog tot een tenietgaan van de douaneschuld leidt?

    2.

    Bij een onregelmatige handelwijze in de zin van artikel 202 douanewetboek die bij het binnenbrengen wordt ontdekt, gaat de douaneschuld dwingend teniet. De inbeslagneming van goederen op het ogenblik dat deze aan het douanetoezicht worden onttrokken, een onregelmatige handelwijze in de zin van artikel 203 douanewetboek, leidt daarentegen niet tot het onmiddellijke tenietgaan van de douaneschuld.

    Moet artikel 233, eerste alinea, sub d, douanewetboek aldus worden uitgelegd, dat dit tenietgaan van de douaneschuld, dat uitdrukkelijk is beperkt tot gevallen waarin de douaneschuld is ontstaan ingevolge artikel 202 douanewetboek, toch strookt met de verplichting tot gelijke behandeling van onregelmatige handelwijzen?


    (1)  PB L 302, blz. 1.


    Top