Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2007/297/21

    Zaak C-349/06: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 4 oktober 2007 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Darmstadt — Duitsland) — Murat Polat/Stadt Rüsselsheim (Associatieovereenkomst EEG-Turkije — Artikel 59 van Aanvullend Protocol — Artikelen 7, eerste alinea, en 14 van besluit nr. 1/80 van Associatieraad — Richtlijn 2004/38/EG — Verblijfsrecht van kind van Turkse werknemer — Meerderjarig kind dat niet meer ten laste is van zijn ouders — Veelvoud van strafrechtelijke veroordelingen — Rechtmatigheid van besluit tot verwijdering)

    PB C 297 van 8.12.2007, p. 14–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    8.12.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 297/14


    Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 4 oktober 2007 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Darmstadt — Duitsland) — Murat Polat/Stadt Rüsselsheim

    (Zaak C-349/06) (1)

    (Associatieovereenkomst EEG-Turkije - Artikel 59 van Aanvullend Protocol - Artikelen 7, eerste alinea, en 14 van besluit nr. 1/80 van Associatieraad - Richtlijn 2004/38/EG - Verblijfsrecht van kind van Turkse werknemer - Meerderjarig kind dat niet meer ten laste is van zijn ouders - Veelvoud van strafrechtelijke veroordelingen - Rechtmatigheid van besluit tot verwijdering)

    (2007/C 297/21)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Verwaltungsgericht Darmstadt

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Murat Polat

    Verwerende partij: Stadt Rüsselsheim

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing — Verwaltungsgericht Darmstadt — Uitlegging van artikel 7, eerste volzin, tweede streepje, van besluit nr. 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije, alsmede van artikel 59 van het aanvullend protocol betreffende de overgangsfase, bedoeld in de Overeenkomst waarbij een associatie stand is gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, dat op 23 november 1970 is ondertekend (PB L 293, blz. 4) en artikel 28 van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158, blz. 77) — Verblijfsrecht van een Turks staatsburger die het nationale grondgebied is binnengekomen in het kader van gezinshereniging en die vervolgens na zijn meerderjarigheid financieel onafhankelijk is geworden — Terugkeer naar het nationale grondgebied in een situatie van financiële afhankelijkheid van zijn ouders — Verkrijging van een verblijfsrecht voor meerderjarigen die financieel afhankelijk zijn van hun ouders — Voorwaarden voor verlies van het verblijfsrecht — Strafrechtelijke veroordelingen — Wettigheid van een besluit tot uitzetting

    Dictum

    1)

    Een Turks staatsburger, die als kind toestemming heeft gekregen om in het kader van gezinshereniging het grondgebied van een lidstaat binnen te komen en die het recht van vrije toegang tot elke arbeid in loondienst van zijn keuze heeft verkregen krachtens artikel 7, eerste alinea, tweede streepje, van besluit nr. 1/80 van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de Associatie, dat is vastgesteld door de Associatieraad, die is ingesteld bij de Overeenkomst waarbij een Associatie tot stand is gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, verliest het recht op verblijf in de lidstaat van ontvangst, dat samenhangt met het recht op vrije toegang, slechts in twee situaties, te weten:

    in de gevallen bedoeld in artikel 14, lid 1, van dit besluit, of

    wanneer hij het grondgebied van de betrokken lidstaat gedurende langere tijd zonder gegronde redenen verlaat,

    ook wanneer hij ouder is dan 21 jaar, niet meer ten laste is van zijn ouders, maar een zelfstandig bestaan leidt in de betrokken lidstaat, en niet beschikbaar was voor de arbeidsmarkt gedurende verscheidene jaren, wegens het uitzitten van een hem opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van overeenkomstige duur.

    In een situatie zoals die van verzoeker in het hoofdgeding is de voorafgaande uitlegging niet onverenigbaar met de eisen van artikel 59 van het aanvullend protocol, dat op 23 november 1970 te Brussel is ondertekend en namens de Gemeenschap is gesloten, goedgekeurd en bevestigd bij verordening (EEG) nr. 2760/72 van de Raad van 19 december 1972.

    2)

    Artikel 14, lid 1, van besluit nr. 1/80 dient aldus te worden uitgelegd dat het niet eraan in de weg staat dat een verwijderingsmaatregel wordt genomen tegen een Turks staatsburger die meermaals strafrechtelijk werd veroordeeld, voor zover diens persoonlijk gedrag een werkelijke en voldoende ernstige bedreiging van een fundamenteel belang van de samenleving vormt. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit in het hoofdgeding het geval is.


    (1)  PB C 281 van 18.11.2006.


    Top