Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2007/283/66

    Zaak T-372/07: Beroep ingesteld op 24 september 2007 — Dimos Kerateas/Commissie

    PB C 283 van 24.11.2007, p. 36–37 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    24.11.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 283/36


    Beroep ingesteld op 24 september 2007 — Dimos Kerateas/Commissie

    (Zaak T-372/07)

    (2007/C 283/66)

    Procestaal: Grieks

    Partijen

    Verzoekende partij: Dimos Kerateas (Attica, Griekenland) (vertegenwoordigers: A. Papakonstantinou, M. Chaïntarlis, advocaten)

    Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

    Conclusies

    nietig te verklaren beschikking C(2004) 5611 van de Commissie van 22 december 2004 betreffende de toekenning van een bijdrage van het Cohesiefonds voor het „Project voor de behandeling van vaste afvalstoffen van de eerste administratieve eenheid van de Regio Attica in Zuidoost-Attica en van de tweede administratieve eenheid te Troizinia, 1. Stortplaats in de geïntegreerde installaties voor het beheer van afvalstoffen op de plaats „Vragoni” te Keratea-Lavreotiki in Zuidoost-Attica, 2. Overslagplaats voor afvalstoffen van de tweede administratieve eenheid van de Regio Attica te Troizinia”;

    in geval van twijfel een onderzoek op de litigieuze plaats van het project te gelasten en onafhankelijke technische adviezen tot staving van bovenstaande conclusie in te winnen;

    de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Met betrekking tot het rechtmatig belang bij het instellen van het beroep tot nietigverklaring op grond van artikel 230 EG, stelt de verzoekende partij dat de bestreden beschikking, die strekt tot het inrichten van een stortplaats voor afvalstoffen op een locatie die deel uitmaakt van het grondgebied van de gemeente Keratea, haar rechtstreeks en individueel raakt, aangezien zij als openbaar lichaam belast is met de bescherming van de volksgezondheid en het leefmilieu in het gebied waar het gefinancierde project zou worden uitgevoerd.

    De verzoekende partij betoogt dat de bestreden beschikking, waarvan zij eerst op 13 augustus 2007 kennis zou hebben gekregen, in strijd is zowel met een reeks bepalingen van het primaire gemeenschapsrecht voor de bescherming van de gezondheid en het milieu, als met de bepalingen van het afgeleide gemeenschapsrecht waarin zij worden gepreciseerd.

    De verzoekende partij betoogt meer bepaald, dat de financiering van het project in strijd is met het behoud, de bescherming en de verbetering van de kwaliteit van het leefmilieu, de bescherming van de volksgezondheid en het verstandig en rationeel gebruik van de natuurlijke hulpbronnen. Ook omzeilt de bestreden beschikking volgens haar met name de bepalingen van de artikelen 3, 4 en 6 van richtlijn 75/442 (1) en van de artikelen 3 en 4 van richtlijn 91/156 (2), die concrete verplichtingen op het gebied van de preventie, de vermindering van de productie en de schadelijkheid van afvalstoffen opleggen.

    De verzoekende partij acht het tenslotte duidelijk dat de bouw van een installatie voor de behandeling en de verwijdering van afvalstoffen in een beschermd gebied, in geen geval kan worden beschouwd als een project dat in aanmerking komt voor financiering door een financieringsinstrument zoals het Cohesiefonds, dat per definitie enkel projecten financiert die voldoen aan de vereisten van de milieubescherming.


    (1)  Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (PB L 194, blz. 39).

    (2)  Richtlijn 91/156/EEG van de Raad van 18 maart 1991 tot wijziging van richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen (PB L 78, blz. 32).


    Top