Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2007/283/60

    Zaak T-364/07: Beroep ingesteld op 17 september 2007 — Thomson Sales Europe/Commissie

    PB C 283 van 24.11.2007, p. 32–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    24.11.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 283/32


    Beroep ingesteld op 17 september 2007 — Thomson Sales Europe/Commissie

    (Zaak T-364/07)

    (2007/C 283/60)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: Thomson Sales Europe (Boulogne-Billancourt, Frankrijk) (vertegenwoordigers: F. Goguel en F. Foucault, advocaten)

    Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

    Conclusies

    de beschikking van de Commissie van 20 juli 2007 nietig te verklaren;

    vast te stellen dat verzoekster er recht op heeft dat de antidumpingrechten krachtens artikel 220, lid 2, sub b, van het communautair douanewetboek (1) en de artikelen 871 en volgende van verordening nr. 2454/93 (2) niet worden nagevorderd.

    Middelen en voornaamste argumenten

    In het onderhavige beroep vordert verzoekster nietigverklaring van de beweerdelijk in een brief van de Commissie van 20 juli 2007 vervatte beschikking waarin de Commissie zich onbevoegd verklaart om zich uit te spreken over verzoeksters verzoek aan de Franse autoriteiten om geen invoerrechten op in Thailand gefabriceerde kleurentelevisietoestellen na te vorderen. Dit verzoek van verzoekster werd door de Franse autoriteiten aan de Commissie meegedeeld als bijlage bij het verzoek op basis van artikel 239 van het communautair douanewetboek betreffende de kwijtschelding van de invoerrechten (3).

    Verzoekster stelt dat de Commissie zich ook had moeten uitspreken over het verzoek op basis van artikel 220, lid 2, sub b, van het communautair douanewetboek en heeft haar bij afzonderlijke correspondentie verzocht om een beslissing. In het onderhavige beroep komt verzoekster op tegen een beweerdelijk in de brief van de Commissie vervatte beschikking, die haar in antwoord op die correspondentie is meegedeeld.

    Verzoekster stelt dat de Commissie het recht heeft geschonden door te verklaren dat de Franse autoriteiten zich uitsluitend op basis van artikel 239 van het communautair douanewetboek tot haar hebben gewend, daar het door de Commissie ontvangen dossier volgens verzoekster voldeed aan de vereisten van de artikelen 871 en volgende van verordening nr. 2454/93. Volgens verzoekster moet de Commissie nagaan of in casu was voldaan aan de voorwaarden van artikel 220, lid 2, sub b, van het communautair douanewetboek, te meer daar zij had beslist zich negatief uit te spreken over het verzoek om kwijtschelding op basis van artikel 239 van deze code.


    (1)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek, PB L 302, blz. 1.

    (2)  Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek, PB L 253, blz. 1.

    (3)  Beschikking van de Commissie van 7 mei 2007 over dit verzoek, waarbij aan de Franse autoriteiten is meegedeeld dat het in verzoeksters geval niet gerechtvaardigd was kwijtschelding van de invoerrechten waarover een verzoek tot nietigverklaring bij het gerecht aanhangig is, zaak Thomson Sales Europe/Commissie, T-225/07 (meegedeeld in PB C 211 van 8 september 2007, blz. 36) te verlenen.


    Top