This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2007/184/04
Culture (2007-2013) — Call for proposals — EACEA/23/07 — Support for cultural actions: multi-annual cooperation projects (strand 1.1), cooperation measures (strand 1.2.1)
Cultuur (2007-2013) — Oproep tot het indienen van voorstellen — EACEA/23/07 — Steun aan culturele acties: meerjarige samenwerkingsprojecten (deel 1.1), samenwerkingsacties (deel 1.2.1)
Cultuur (2007-2013) — Oproep tot het indienen van voorstellen — EACEA/23/07 — Steun aan culturele acties: meerjarige samenwerkingsprojecten (deel 1.1), samenwerkingsacties (deel 1.2.1)
PB C 184 van 7.8.2007, p. 5–6
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
7.8.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 184/5 |
CULTUUR (2007-2013)
OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN — EACEA/23/07
Steun aan culturele acties: meerjarige samenwerkingsprojecten (deel 1.1), samenwerkingsacties (deel 1.2.1)
(2007/C 184/04)
1. Rechtsgrondslag
Deze oproep tot het indienen van voorstellen vloeit voort uit Besluit nr. 1855/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot vaststelling van het programma Cultuur (2007-2013) (1) (hierna te noemen „het programma”).
2. Doelstellingen en beschrijving
Het programma maakt deel uit van het de permanente inspanning van de Europese Unie ter versterking van de culturele ruimte gedeeld door Europeanen en gebaseerd op een gemeenschappelijk erfgoed, door middel van de ontwikkeling van culturele samenwerking tussen de scheppende kunstenaars, de culturele actoren en de culturele instellingen van de landen die aan het programme deelnemen, met het oog op de bevordering van een Europees burgerschap.
Het programma betreft de culturele sector als geheel en is erop gericht synergieën te stimuleren die leiden tot duurzame culturele samenwerking op Europees niveau, door middel van het bevorderen van grensoverschrijdende mobiliteit van personen die in de culturele sector werkzaam zijn, het transnationale verkeer van artistieke en culturele werken en producten en de interculturele dialoog.
3. Doel van deze oproep tot het indienen van voorstellen
Om de doelstellingen van het programma te bereiken, beoogt deze oproep tot het indienen van voorstellen het verlenen van communautaire subsidies — na selectie — voor twee soorten acties op alle artistieke en culturele terreinen:
— |
Deel 1.1 Meerjarige samenwerkingsprojecten, |
— |
Deel 1.2.1 Samenwerkingsacties (2). |
Het Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele Media en Cultuur (hierna te noemen „het uitvoerend agentschap”) is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze oproep tot het indienen van voorstellen.
MEERJARIGE SAMENWERKINGSPROJECTEN (Deel 1.1)
Communautaire medefinanciering zal worden verleend aan projecten die een aantal meerjarige culturele activiteiten omvatten die erop zijn gericht een duurzame en structurele samenwerking tussen culturele actoren te bewerkstelligen. De projecten kunnen sectoraal of multisectoraal zijn en moeten een gemeenschappelijke overkoepelende doelstelling nastreven, die gebaseerd is op een samenwerkingsovereenkomst (3).
Bij ieder samenwerkingsproject moeten ten minste zes culturele actoren uit zes verschillende landen betrokken zijn, die aan het programma deelnemen.
Samenwerkingsacties (deel 1.2.1)
Communautaire medefinanciering zal worden verleend aan sectorale en multisectorale projecten met een kortere looptijd en van een kleinere schaal, die erop gericht zijn mogelijkheden te onderzoeken voor langdurige samenwerking tussen culturele actoren.
Bij iedere samenwerkingsactie moeten ten minste drie culturele actoren uit drie verschillende landen betrokken zijn, die aan het programma deelnemen.
4. Begroting en looptijd van het project
4.1 Begroting
De totale toegewezen begroting bedraagt ongeveer 17,5 miljoen EUR voor meerjarige samenwerkingsprojecten (deel 1.1) en 10,0 miljoen EUR voor samenwerkingsacties (deel 1.2.1).
De communautaire medefinanciering mag maximaal 50 % van de totale subsidiabele kosten van de gefinancierde actie bedragen.
Voor de meerjarige samenwerkingsprojecten (deel 1.1) moet de communautaire medefinanciering tussen de 200 000 EUR en 500 000 EUR per jaar liggen.
Voor de samenwerkingsacties (deel 1.2.1) moet de communautaire medefinanciering tussen de 50 000 EUR en 200 000 EUR liggen.
Het uitvoerend agentschap behoudt zich het recht voor de beschikbare fondsen niet allemaal te verdelen.
4.2 Looptijd van het project
De meerjarige samenwerkingsprojecten (deel 1.1) moeten een looptijd hebben van drie tot vijf jaren.
De samenwerkingsacties (deel 1.2.1) moeten een looptijd hebben van maximaal 24 maanden.
5. Subsidiabiliteitscriteria en selectiecriteria
Subsidieaanvragen worden in overweging genomen indien zij afkomstig zijn van een publiek- of privaatrechtelijke instelling met rechtspersoonlijkheid die actief is op cultureel gebied.
Natuurlijke personen komen niet voor een subsidie in aanmerking.
Aanvragers moeten hun hoofdvestiging hebben in een van de aan het programma deelnemende landen (4).
Aanvragers moeten over de vereiste vakbekwaamheid en beroepskwalificaties beschikken om de gefinancierde actie tot een goed einde te brengen en moeten zowel bij de opzet als bij de uitvoering ervan betrokken zijn. Zij moeten over stabiele en voldoende financiële middelen beschikken om een reële en substantiële financiële bijdrage te leveren door ten minste 50 % van de totale begroting van de gefinancierde actie voor hun rekening te nemen.
Acties waarvoor medefinanciering wordt toegekend, moeten in overeenstemming zijn met de beginselen die ten grondslag liggen aan de communautaire actie op cultureel gebied (5) en moeten in overeenstemming zijn met de doelstellingen die zijn vermeld in punt 2 en de voorwaarden die zijn beschreven in punt 3.
De periode waarbinnen gemaakte kosten van meerjarige samenwerkingsprojecten (deel 1.1) subsidiabel zijn, moet ingaan vóór 1 december 2008 en uiterlijk eindigen op 30 november 2013.
De periode waarbinnen gemaakte kosten van samenwerkingsacties (deel 1.2.1) subsidiabel zijn, moet ingaan vóór 1 december 2008 en uiterlijk eindigen op 30 november 2010.
6. Toekenningscriteria
De toekenning van een subsidie hangt niet alleen af van de beoordeling van de subsidiabiliteits-, uitsluitings- en selectiecriteria. Dit besluit zal worden genomen op basis van de toekenningscriteria.
De toekenningscriteria kunnen als volgt worden samengevat:
1) |
de mate waarin het project een reële Europese meerwaarde kan opleveren; |
2) |
de relevantie van de activiteiten voor de specifieke doelstellingen van het programma; |
3) |
de mate waarin de voorgestelde activiteiten zijn opgezet en met succes kunnen worden uitgevoerd met een hoog niveau van voortreffelijkheid; |
4) |
de kwaliteit van het partnerschap tussen de coördinator en de medeorganisatoren; |
5) |
de mate waarin de activiteiten leiden tot resultaten die bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van het programma; |
6) |
de mate waarin de resultaten van de voorgestelde activiteiten gecommuniceerd en bevorderd zullen worden; |
7) |
de mate waarin de activiteiten tot een passend niveau van duurzaamheid kunnen leiden. |
7. Termijn voor de indiening van aanvragen
31 oktober 2007 (datum van het poststempel of stempel van de koerier)
8. Aanvullende informatie
De aanvullende specificaties bij de oproep tot het indienen van voorstellen EACEA/23/07 vormen een integraal onderdeel daarvan. De aanvragen moeten voldoen aan de vereisten die zijn vermeld in de specificaties en moeten worden ingediend met behulp van de daarvoor bestemde aanvraagformulieren.
De specificaties, het aanvraagdossier en alle betreffende formulieren zijn te vinden op de website van het Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur:
http://eacea.ec.europa.eu/
(1) PB L 372 van 27.12.2006, blz. 1.
(2) Voor acties betreffende literaire vertalingen wordt een afzonderlijke oproep tot het indienen van voorstellen gepubliceerd EACEA/25/07.
(3) Een gemeenschappelijk document dat een in één van de deelnemende landen erkende juridische vorm moet hebben en door alle deelnemende actoren ondertekend moet zijn
(4) De 27 lidstaten van de Europese Unie; de EER-landen (IJsland, Liechtenstein, Noorwegen); de kandidaat-lidstaten (Kroatië en Turkije; voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, onder voorbehoud van de sluiting van een memorandum van overeenstemming betreffende de deelname van dit land aan het programma); de westelijke Balkanlanden (Albanië, Bosnië-Herzegovina, Montenegro en Servië met inbegrip van Kosovo (overeenkomstig Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties), onder voorbehoud van de sluiting van een memorandum van overeenstemming betreffende de deelname van elk van deze landen aan het programma.
(5) Artikel 151 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.