Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2007/170/82

    Zaak F-47/07: Beroep ingesteld op 21 mei 2007 — Behmer/Parlement

    PB C 170 van 21.7.2007, p. 43–43 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    21.7.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 170/43


    Beroep ingesteld op 21 mei 2007 — Behmer/Parlement

    (Zaak F-47/07)

    (2007/C 170/82)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: Joachim Behmer (Brussel, België) (vertegenwoordigers: S. Orlandi, A. Coolen, J.-N. Louis en E. Marchal, advocaten)

    Verwerende partij: Europees Parlement

    Conclusies

    vaststelling van onwettigheid van het besluit van het Bureau van het Parlement betreffende het „bevorderingsbeleid en de loopbaanplanning” van 6 juli 2005 en van de „uitvoeringsmaatregelen betreffende de toekenning van merite- en bevorderingspunten” van 25 juli 2005;

    nietigverklaring van het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag (TABG) om verzoeker in het kader van de bevorderingsronde 2005 niet met ingang van 1 januari 2005 tot de rang A*13 te bevorderen;

    verwijzing van de verwerende partij in de kosten van de procedure.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Verzoeker, ambtenaar van het Europees Parlement van de rang AD 12 en thans vice-voorzitter van de Union syndicale Luxembourg, beroept zich vooral op de onwettigheid van de in het eerste streepje hierboven bedoelde besluiten, die hij aanmerkt als algemene uitvoeringsbepalingen in de zin van artikel 110 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna: „Statuut”), voor de vaststelling waarvan dus de in dat artikel voorziene procedure had moeten worden gevolgd.

    Voorts beroept hij zich op schending van artikel 45 van het Statuut en de beginselen van het recht op ontwikkeling van loopbaan, gelijke behandeling en de motiveringsplicht alsmede een kennelijk onjuiste beoordeling. Meer bepaald stelt hij dat de administratie, nadat zij na zijn eerste klacht het besluit om hem twee meritepunten toe te kennen nietig had verklaard, hem tot de rang AD 13 had moeten bevorderen.

    Ten slotte stelt verzoeker dat hij is gediscrimineerd op grond van zijn activiteiten op het gebied van de personeelsvertegenwoordiging, hetgeen in strijd is met de artikelen 1 quinquies, en 24 van het Statuut, met artikel 1, zesde alinea, van bijlage II bij het Statuut alsmede met artikel 17 van de kaderovereenkomst tussen het Europees Parlement en de vakbonds- of beroepsorganisaties van het personeel van de instelling van 12 juli 1990.


    Top