Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2007/082/48

    Zaak C-102/07: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden op 21 februari 2007 — Adidas AG en Adidas Benelux BV tegen Marca Mode, C&A Nederland, H&M Hennes & Mauritz Netherlands BV en Vendex KBB Nederland BV

    PB C 82 van 14.4.2007, p. 26–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    14.4.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 82/26


    Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden op 21 februari 2007 — Adidas AG en Adidas Benelux BV tegen Marca Mode, C&A Nederland, H&M Hennes & Mauritz Netherlands BV en Vendex KBB Nederland BV

    (Zaak C-102/07)

    (2007/C 82/48)

    Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    Hoge Raad der Nederlanden

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoeksters: Adidas AG, Adidas Benelux BV

    Verweerders: Marca Mode, C&A Nederland, H&M Hennes & Mauritz Netherlands BV, Vendex KBB Nederland BV

    Prejudiciële vragen

    1)

    Dient bij de bepaling van de beschermingsomvang van een merk dat wordt gevormd door een teken van dat huis uit geen onderscheidend vermogen bezit of door een aanduiding die beantwoordt aan de omschrijving in art. 3, lid 1, onder c), van de Richtlijn (1), doch dat als merk is ingeburgerd en ingeschreven, rekening te worden gehouden met het algemene belang dat de beschikbaarheid van bepaalde tekens niet ongerechtvaardigd wordt beperkt voor de andere marktdeelnemers die de desbetreffende waren of diensten aanbieden (het Freihaltebedürfnis)?

    2)

    Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt: maakt het daarbij verschil of de daar bedoelde, beschikbaar te houden tekens door het in aanmerking komende publiek worden gezien als tekens ter onderscheiding van waren, dan wel als louter versiering van de waar?

    3)

    Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt: maakt het daarbij nog verschil of het door de merkhouder aangevallen teken onderscheidend vermogen mist als bedoeld in art. 3, lid 1, onder b), van de Richtlijn, dan wel een aanduiding behelst als bedoeld in art. 3, lid 1, onder c), van de Richtlijn?


    (1)  Eerste Richtlijn 89/104/EEG van de Raad, van 21 december 1988, betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (PB 1989, L 40, blz. 1).


    Top