This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2007/056/35
Case C-527/06: Reference for a preliminary ruling from the Hoge Raad der Nederlanden lodged on 27 December 2006 — R.H.H. Renneberg v Staatssecretaris van Financiën
Zaak C-527/06: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden op 27 december 2006 — R.H.H. Renneberg tegen Staatssecretaris van Financiën
Zaak C-527/06: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden op 27 december 2006 — R.H.H. Renneberg tegen Staatssecretaris van Financiën
PB C 56 van 10.3.2007, p. 20–20
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
10.3.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 56/20 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden op 27 december 2006 — R.H.H. Renneberg tegen Staatssecretaris van Financiën
(Zaak C-527/06)
(2007/C 56/35)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Hoge Raad der Nederlanden
Partijen in het hoofdgeding
Verzoeker: R.H.H. Renneberg
Verweerde: Staatssecretaris van Financiën
Prejudiciële vraag
Moeten de artikelen 39 EG en 56 EG aldus worden uitgelegd dat één van die artikelen of beide zich ertegen verzetten dat aan een belastingplichtige die (per saldo) negatieve inkomsten heeft uit een door hem bewoonde eigen woning in zijn woonstaat en zijn positieve inkomsten, met name arbeidsinkomsten, volledig verwerft in een andere lidstaat dan waarin hij woont, door die andere lidstaat (werkstaat) niet wordt toegestaan de negatieve inkomsten af te trekken van zijn belaste arbeidsinkomsten, terwijl de werkstaat een zodanige aftrek wel toestaat aan zijn ingezetenen?