EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2006/331/24

Zaak C-316/05: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 14 december 2006 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Högsta domstol — Zweden) — Nokia Corp./Joacim Wärdell (Gemeenschapsmerk — Artikel 98, lid 1, van verordening (EG) nr. 40/94 — Inbreuk of dreigende inbreuk — Verplichting voor rechtbank voor gemeenschapsmerk om derde voortzetting van deze handelingen te verbieden — Begrip speciale redenen om dergelijk verbod niet op te leggen — Verplichting voor rechtbank voor gemeenschapsmerk om maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat dit verbod wordt nageleefd — Nationale wettelijke regeling die algemeen verbod van inbreuk of dreigende inbreuk oplegt samen met strafsancties)

PB C 331 van 30.12.2006, p. 14–15 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

30.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 331/14


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 14 december 2006 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Högsta domstol — Zweden) — Nokia Corp./Joacim Wärdell

(Zaak C-316/05) (1)

(Gemeenschapsmerk - Artikel 98, lid 1, van verordening (EG) nr. 40/94 - Inbreuk of dreigende inbreuk - Verplichting voor rechtbank voor gemeenschapsmerk om derde voortzetting van deze handelingen te verbieden - Begrip „speciale redenen” om dergelijk verbod niet op te leggen - Verplichting voor rechtbank voor gemeenschapsmerk om maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat dit verbod wordt nageleefd - Nationale wettelijke regeling die algemeen verbod van inbreuk of dreigende inbreuk oplegt samen met strafsancties)

(2006/C 331/24)

Procestaal: Zweeds

Verwijzende rechter

Högsta domstol

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Nokia Corp.

Verwerende partij: Joacim Wärdell

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Högsta domstol — Uitlegging van artikel 98, lid 1, van verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 11, blz. 1) — Verplichting voor ter zake van gemeenschapsmerken bevoegde rechtbank die de gedaagde schuldig aan merkinbreuk of dreiging van merkinbreuk bevindt, om hem, behalve wanneer daartoe speciale redenen zijn, verbod op voortzetting van de inbreuk of van dreiging van inbreuk op te leggen — Nationale wettelijke regeling die reeds een absoluut verbod op inbreuk stelt en voorziet in strafsancties bij vervolging ervan

Dictum

1)

Artikel 98, lid 1, van verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk dient aldus te worden uitgelegd dat het feit alleen dat het risico van voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk op een gemeenschapsmerk niet duidelijk aanwezig is of anderszins beperkt is, voor een rechtbank voor het gemeenschapsmerk geen speciale reden vormt om de gedaagde voortzetting van deze handelingen niet te verbieden.

2)

Artikel 98, lid 1, van verordening nr. 40/94 dient aldus te worden uitgelegd dat de omstandigheid dat het nationale recht voorziet in een algemeen verbod van inbreuk op de gemeenschapsmerken en in de mogelijkheid om strafsancties op te leggen in geval van voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk, met opzet of uit grove nalatigheid, voor een rechtbank voor het gemeenschapsmerk geen speciale reden vormt om de gedaagde voortzetting van deze handelingen niet te verbieden.

3)

Artikel 98, lid 1, van verordening nr. 40/94 dient aldus te worden uitgelegd dat een rechtbank voor het gemeenschapsmerk die de gedaagde voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk op een gemeenschapsmerk heeft verboden, verplicht is om overeenkomstig het nationale recht maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat dit verbod wordt nageleefd, zelfs indien dat recht voorziet in een algemeen verbod van inbreuk op de gemeenschapsmerken en in de mogelijkheid om strafsancties op te leggen in geval van voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk, met opzet of uit grove nalatigheid.

4)

Artikel 98, lid 1, van verordening nr. 40/94 dient aldus te worden uitgelegd dat een rechtbank voor het gemeenschapsmerk die de gedaagde voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk op een gemeenschapsmerk heeft verboden, verplicht is om van de in het nationale recht voorziene maatregelen die te nemen welke ervoor zorgen dat dit verbod wordt nageleefd, zelfs wanneer deze maatregelen krachtens dat recht niet kunnen worden genomen bij een overeenkomstige inbreuk op een nationaal merk.


(1)  PB C 257 van 15.10.2005.


Top