This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2006/326/84
Case C-452/06: Reference for a preliminary ruling from the High Court of Justice (England and Wales), Queen's Bench Division (Administrative Court) (United Kingdom) made on 9 November 2006 — The Queen on the application of Synthon BV v Licensing Authority, Interested Party: Smithkline Beecham plc
Zaak C-452/06: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice (England & Wales), Queen's Bench Division (Administrative Court) (Verenigd Koninkrijk) op 9 november 2006 — The Queen, op verzoek van Synthon BV/Licensing Authority, tussenkomende partij: SmithKline Beecham plc
Zaak C-452/06: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice (England & Wales), Queen's Bench Division (Administrative Court) (Verenigd Koninkrijk) op 9 november 2006 — The Queen, op verzoek van Synthon BV/Licensing Authority, tussenkomende partij: SmithKline Beecham plc
PB C 326 van 30.12.2006, p. 40–41
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
30.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 326/40 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice (England & Wales), Queen's Bench Division (Administrative Court) (Verenigd Koninkrijk) op 9 november 2006 — The Queen, op verzoek van Synthon BV/Licensing Authority, tussenkomende partij: SmithKline Beecham plc
(Zaak C-452/06)
(2006/C 326/84)
Procestaal: Engels
Verwijzende rechter
High Court of Justice (England & Wales), Queen's Bench Division (Administrative Court)
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Synthon BV
Verwerende partij: Licensing Authority
Tussenkomende partij: SmithKline Beecham plc
Prejudiciële vragen
1) |
Is het wanneer:
|
2) |
Indien de eerste vraag, sub a, ontkennend moet worden beantwoord en het antwoord op de eerste vraag, sub b, bevestigend luidt, en wanneer de betrokken lidstaat de aanvraag in het stadium van de validatie afwijst op de grond dat het product niet in wezen gelijkwaardig is aan het referentiegeneesmiddel en daarbij de door de referentielidstaat verleende vergunning voor het in de handel brengen niet erkent en zich niet beroept op de procedure van de artikelen 29 tot en met 34 van de richtlijn, is de niet-erkenning door de betrokken lidstaat van de door de referentielidstaat verleende vergunning voor het in de handel brengen dan een voldoende gekwalificeerde schending van het gemeenschapsrecht in de zin van de tweede voorwaarde van het arrest Brasserie du Pêcheur en Factortame (gevoegde zaken C-46/93 en C-48/93)? Subsidiair, aan de hand van welke factoren moet de nationale rechter bepalen of die niet-erkenning een voldoende gekwalificeerde schending is? |
3) |
Wanneer de niet-erkenning door de betrokken lidstaat van de door de referentielidstaat verleende vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in de eerste vraag haar grondslag vindt in een algemeen beleid van de betrokken lidstaat, volgens hetwelk verschillende zouten van hetzelfde werkzame bestanddeel rechtens niet kunnen worden geacht in wezen gelijkwaardig te zijn, is de niet-erkenning door de betrokken lidstaat van de door de referentielidstaat verleende vergunning voor het in de handel brengen dan een voldoende gekwalificeerde schending van het gemeenschapsrecht in de zin van de tweede voorwaarde van het arrest Brasserie du Pêcheur en Factortame (gevoegde zaken C-46/93 en C-48/93)? Subsidiair, aan de hand van welke factoren moet de nationale rechter bepalen of die niet-erkenning een voldoende gekwalificeerde schending is? |
(1) PB L 311, blz. 67.