EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2006/294/59

Zaak C-411/06: Beroep ingesteld op 9 oktober 2006 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Europees Parlement, Raad van de Europese Unie

PB C 294 van 2.12.2006, p. 34–34 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

2.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 294/34


Beroep ingesteld op 9 oktober 2006 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Europees Parlement, Raad van de Europese Unie

(Zaak C-411/06)

(2006/C 294/59)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: M. Konstantinidis en M. Huttunen, gemachtigden)

Verwerende partijen: Europees Parlement, Raad van de Europese Unie

Conclusies

nietig te verklaren, verordening (EG) nr. 1013/2006 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen;

vast te stellen, dat de gevolgen van de nietigverklaarde verordening worden gehandhaafd totdat het Europees Parlement en de Raad binnen een redelijke termijn een nieuwe handeling hebben vastgesteld die is gebaseerd op de passende rechtsgrondslagen, namelijk de artikelen 175, lid 1, en 133 EG, en in de overwegingen van de considerans dienovereenkomstig wordt gerechtvaardigd;

het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie betoogt dat haar keuze voor een dubbele rechtsgrondslag berust op de in de rechtspraak van het Hof ontwikkelde criteria, te weten het doel en de inhoud van de handeling. Deze keuze is gebaseerd op het inzicht dat de verordening, zowel wat haar doelstellingen als haar inhoud betreft, twee met elkaar verbonden componenten heeft, zonder dat de ene secundair of indirect is ten opzichte van de andere, waarbij de ene onder de gemeenschappelijke handelspolitiek en de andere onder het milieubeschermingsbeleid valt.

Volgens de Commissie hebben het Europees Parlement en de Raad in strijd met het Verdrag gehandeld door de verordening uitsluitend op artikel 175, lid 1, EG te baseren, en artikel 133 EG als tweede rechtsgrondslag weg te laten. Overeenkomstig artikel 231, lid 1, EG vormt de nietigverklaring van de verordening de aangewezen weg om deze inbreuk ongedaan te maken.


(1)  PB L 190, blz. 1.


Top