Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2006/261/69

Zaak F-80/06: Beroep ingesteld op 21 juli 2006 — Duyster/Commissie

PB C 261 van 28.10.2006, p. 33–34 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

28.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/33


Beroep ingesteld op 21 juli 2006 — Duyster/Commissie

(Zaak F-80/06)

(2006/C 261/69)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Tineke Duyster (Oetrange, Luxemburg) (vertegenwoordiger: W.H.A.M. van den Muijsenbergh, advocaat)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

het beroep ontvankelijk of, subsidiair, ten dele ontvankelijk te verklaren;

nietig te verklaren de besluiten van het tot aanstelling bevoegd gezag (TABG) van 22 december 2005 en 11 mei 2006 of, subsidiair, deze besluiten ten dele nietig te verklaren;

te verklaren voor recht dat geen enkele rechtsregel zich ertegen verzet dat verzoekster vraagt dat haar ouderschapsverlof wordt ingetrokken op grond van artikel 2 van de algemene uitvoeringsbepalingen (AU) van artikel 42 bis van het Ambtenarenstatuut, betreffende het ouderschapsverlof;

vast te stellen dat verweerster geen geldige argumenten en rechtsmiddelen heeft aangevoerd ter weerlegging van de conclusie dat verzoekster in actieve dienst is;

vast te stellen dat verweerster geen argumenten heeft aangevoerd waardoor verzoekster de met de actieve dienst verbonden voordelen kunnen worden onthouden;

subsidiair, te verklaren voor recht dat geen enkele rechtsregel zich ertegen verzet dat verweerster de in het geding zijnde belangen tegen elkaar afweegt, dat zij toepassing maakt van artikel 2, lid 4, van de AU en dat zij op deze basis een besluit neemt betreffende de intrekking van het ouderschapsverlof;

meer subsidiair, een of meer van bovengeformuleerde vorderingen ten dele toe te wijzen;

verweerster te verwijzen in de kosten, daaronder begrepen de kosten van de rechtsbijstand betreffende het besluit dat is genomen op het door verzoekster op 6 december 2005 ingediende verzoek.

Middelen en voornaamste argumenten

In het kader van de zaken F-51/05 (1) en F-18/06 (2) heeft verzoekster reeds het feit betwist dat de Commissie haar eerst met ouderschapsverlof heeft gestuurd voor de periode van 1 november 2004 tot en met 30 april 2005 en daarna, bij brief van 17 november 2005, het ouderschapsverlof heeft doen ingaan op 8 november 2004.

Op 6 december 2005 heeft verzoekster een verzoek ingediend dat met name gebaseerd was op artikel 90, lid 1, van het Ambtenarenstatuut en op de AU inzake het ouderschapsverlof. Zij vroeg het in de brief van het TABG bedoelde ouderschapsverlof te annuleren. Op 22 december 2005 heeft het TABG dat verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Daarop heeft verzoekster op 14 februari 2006 tegen het besluit van 22 december 2005 een klacht ingediend op grond van artikel 90, lid 2, van het Ambtenarenstatuut. Bij besluit van 16 mei 2006, dat slechts enkele regels omvat, heeft het TABG de klacht eveneens niet-ontvankelijk verklaard.

Ter ondersteuning van haar beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaringen voert verzoekster de volgende middelen aan: i) de besluiten zijn gebaseerd op onjuiste feiten; ii) de inhoud en de ratio van artikel 90, leden 1 en 2, van het Ambtenarenstatuut zijn geschonden; iii) tegenstrijdigheden; iv) de besluiten zijn onduidelijk; v) de inhoud en de ratio van artikel 42 bis van het Ambtenarenstatuut zijn geschonden; vi) de inhoud en de ratio van artikel 2 van de AU zijn geschonden; vii) de rechtspraak is geschonden; viii) de inhoud en de ratio van artikel 25 van het Ambtenarenstatuut zijn geschonden; ix) het evenredigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van belangenafweging zijn geschonden, de werkgever is zijn informatieplicht niet nagekomen en het beginsel van behoorlijk bestuur is geschonden; x) de stelling van het TABG dat de inhoud van het door verzoekster ingediende verzoek reeds het voorwerp is van zaak F-51/05, is niet bewezen.

Verzoekster voert ook argumenten aan op basis waarvan, volgens haar, haar verzoek ten gronde kan worden toegewezen. Zij stelt dat een nieuwe situatie is ontstaan die de indiening van een nieuw verzoek (zelfs met terugwerkende kracht) rechtvaardigt; voorts beroept zij zich op de inhoud en de ratio van artikel 42 bis van het Ambtenarenstatuut, op de inhoud van de AU, inzonderheid op artikel 2, lid 4, ervan, alsmede op de artikelen 35, 36, 59 en 62 van het Ambtenarenstatuut en op de sub x) genoemde rechtsbeginselen.


(1)  PB C 217 VAN 3.9.2005 (deze zaak was eerst onder nummer T-249/05 bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen ingeschreven en is bij beschikking van 15.12.2005 aan het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie overgedragen).

(2)  PB C 154 van 1.7.2006.


Top