EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2006/237/16

Zaak T-198/06: Beroep ingesteld op 21 juli 2006 — Rathscheck Schiefer und Dach-Systeme e.a./Commissie

PB C 237 van 30.9.2006, p. 8–9 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

30.9.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 237/8


Beroep ingesteld op 21 juli 2006 — Rathscheck Schiefer und Dach-Systeme e.a./Commissie

(Zaak T-198/06)

(2006/C 237/16)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoeksters: Rathscheck Schiefer und Dach-Systeme KG (Mayen, Duitsland), Nikolaus Theis Nachf. Böger GmbH (Bundenbach, Duitsland) en I.B. Rathscheck Söhne KG Moselschiefer-Bergwerke (Mayen, Duitsland) (vertegenwoordiger: T. Risse, advocaat)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

Artikel 1 van de beschikking van de Commissie van 8 maart 2006 inzake steunmaatregel nr. C 31/2004 (ex NN 53/2004) van Duitsland aan Magog Schiefergruben GmbH & Co. KG nietig te verklaren.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters komen op tegen artikel 1 van beschikking K (2006) 641 def. van de Commissie van 8 maart 2006, waarin de Commissie heeft beslist dat de staatssteun die Duitsland heeft verleend aan Magog Schiefergruben GmbH & Co. KG, een concurrente van verzoeksters, overeenkomstig artikel 87, lid 3, sub c, EG ten dele verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

Verzoeksters hebben deelgenomen aan het formele onderzoek van de Commissie.

Tot staving van hun beroep stellen verzoeksters schending van verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 10, blz. 33), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 364/2004 van de Commissie van 25 februari 2004 (PB L 63, blz. 22).

Volgens verzoeksters kan steun overeenkomstig de artikelen 5 bis en 5 ter van verordening nr. 70/2001 slechts worden verleend, wanneer het nieuwe productieproces waarvan de invoering door de steun wordt bevorderd, een preconcurrentiële ontwikkeling is. In casu is dat niet het geval, daar het prototype waarvoor de steun is verleend, niet innovatief is.

Verder stellen verzoeksters tot staving van hun beroep dat geen steun kan worden verleend op grond van artikel 4 van verordening nr. 70/2001. Dat kan pas wanneer het gesteunde productieproces wezenlijk anders is dan het vorige. Deze voorwaarde is hier niet vervuld, daar de werkwijze in het productieproces dezelfde is gebleven.


Top