This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2006/048/75
Case T-431/05: Action brought on 5 December 2005 — Cerafogli and Poloni v ECB
Zaak T-431/05: Beroep ingesteld op 5 december 2005 — Cerafogli en Poloni tegen ECB
Zaak T-431/05: Beroep ingesteld op 5 december 2005 — Cerafogli en Poloni tegen ECB
PB C 48 van 25.2.2006, p. 38–39
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
25.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 48/38 |
Beroep ingesteld op 5 december 2005 — Cerafogli en Poloni tegen ECB
(Zaak T-431/05)
(2006/C 48/75)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekers: Maria Concetta Cerafogli (Frankfurt-am-Main, Duitsland) en Paolo Poloni (Frankfurt-am-Main, Duitsland) (vertegenwoordigers: G. Vandersanden en L. Levi, advocaten)
Verweerster: Europese Centrale Bank
Conclusies van verzoekers
— |
nietigverklaring van verzoekers' salarisafrekening van februari 2005 zoals vervangen in mei 2005, alsmede verweersters brief van 15 februari 2005; |
— |
voor zoveel nodig, nietigverklaring van de besluiten houdende afwijzing van de verzoeken om administratieve toetsing („administrative review”) (besluiten van 17 mei 2005) en de klachten („grievance procedures”) (besluiten van 26 september 2005); |
— |
veroordeling van verweerster tot vergoeding van verzoekers' schade, dat wil zeggen betaling van 5 000 EUR per verzoeker wegens koopkrachtverlies sinds 1 juli 2001, van achterstallig salaris dat overeenkomt met een verhoging van het salaris en alle afgeleide rechten van verzoekers van 0,3 % per 1 juli 2001 en 0,6 % per 1 juli 2003, en van rente over het bedrag van verzoekers' achterstallige salaris vanaf de dag waarop dat bedrag verschuldigd wordt tot de dag van daadwerkelijke betaling. Dit rentepercentage dient te worden berekend op basis van het, gedurende de betrokken periode geldende, percentage dat de Europese Centrale Bank heeft vastgesteld voor de voornaamste herfinancieringstransacties, vermeerderd met twee punten; |
— |
verwijzing van verweerster in alle kosten van de procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
In het kader van zaak T-63/02, die aanhangig is gemaakt door dezelfde verzoekers, die personeelsleden zijn van de Europese Centrale Bank (ECB), had het Gerecht de op 13 juli 2001 aan verzoekers toegestuurde salarisafrekeningen voor de maand juli 2001 nietig verklaard, voorzover de ECB had nagelaten het personeelscomité bij de vaststelling van de aanpassing van de salarissen voor het jaar 2001 te raadplegen. Na dit arrest is de ECB met het personeelscomité in overleg getreden over de aanpassing van de salarissen voor de periode 2001-2003 en een verhoging van de salarissen van haar voltallig personeel vanaf 1 juli 2004. Bovendien heeft zij in februari 2005 voor verzoekers een nieuwe salarisafrekening opgesteld ter vervanging van de salarisafrekening van juli 2001, die door het Gerecht nietig is verklaard.
Verzoekers stellen om te beginnen dat de ECB met haar weigering om op hen met terugwerkende kracht tot juli 2001 de aan de salarisaanpassing voor 2001 verbonden correctie toe te passen, heeft gehandeld in strijd met artikel 233 EG alsmede met het gezag van gewijsde van het arrest van 20 november 2003 in zaak T-63/02.
Voorts stellen zij schending van de artikelen 45 en 46 van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de ECB, van het „Memorandum of Understanding” betreffende de relaties tussen het bestuur van de ECB en het personeelscomité, van het beginsel van behoorlijk bestuur, van het verbod van discriminatie en van de verplichting van goede trouw.
Ten slotte concluderen verzoekers eveneens tot vergoeding van de schade die zij stellen te hebben geleden door de betrokken gedraging van de ECB.