Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2006/010/23

    Zaak C-389/05: Beroep, op 27 oktober 2005 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Franse Republiek

    PB C 10 van 14.1.2006, p. 12–12 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    14.1.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 10/12


    Beroep, op 27 oktober 2005 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Franse Republiek

    (Zaak C-389/05)

    (2006/C 10/23)

    Procestaal: Frans

    Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 27 oktober 2005 beroep ingesteld tegen Franse Republiek door Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door A. Bordes als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

    De Commissie van de Europese Gemeenschappen concludeert dat het het Hof behage:

    1.

    vast te stellen dat Franse Republiek, door de uitoefening van de activiteiten in verband met de kunstmatige inseminatie van runderen enkel voor te behouden aan de in Frankrijk erkende inseminatiestations, de krachtens de artikelen 43 EG en 49 EG op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen;

    2.

    de Franse Republiek te verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    In de artikelen 43 EG en 49 EG is het recht van vestiging respectievelijk het vrije verrichten van diensten neergelegd. Artikel 46 EG bepaalt voorts dat de door die artikelen geformuleerde voorschriften en de maatregelen uit hoofde daarvan genomen niet afdoen aan de toepasselijkheid van de nationale bepalingen van een lidstaat waarbij een bijzondere regeling is vastgesteld voor vreemdelingen welke bepalingen uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid gerechtvaardigd zijn. Laatstgenoemde bepaling is in de onderhavige zaak niet aan de orde, daar het bezwaar van de Commissie geen betrekking heeft op een bijzondere regeling voor onderdanen van de andere lidstaten, die de activiteiten van kunstmatige inseminatie in Frankrijk wensen uit te oefenen, maar op de onmogelijkheid de jure en de facto voor die gemeenschapsonderdanen om tot die activiteit toegang te krijgen wegens het monopolie dat in Frankrijk aan de „inseminatiestations” is verleend, met name op grond van twee Franse wettelijke bepalingen.

    Kunstmatige inseminatie is in Frankrijk een feitelijk en juridisch monopolie ten gunste van „inseminatiestations”, dat de uit andere lidstaten afkomstige verrichters van die diensten de toegang tot die activiteiten op grond van het recht van vestiging dan wel op grond van het recht van het vrij verrichten van diensten verbiedt. De Franse autoriteiten beroepen zich op gezondheidsoverwegingen die volgens hen de vaststelling of handhaving van nationale maatregelen kunnen rechtvaardigen, die zo restrictief zijn dat die twee in het Verdrag verankerde vrijheden feitelijk niet meer bestaan, terwijl de Commissie de geldigheid van de aangevoerde rechtvaardigingsgronden betwist en van mening is dat die beperkingen naar hun aard in elk geval niet evenredig zijn aan het doel van sanitaire veiligheid dat voornamelijk ter rechtvaardiging daarvan is aangevoerd.


    Top