Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/243/07

    Zaak C- 268/05 P: Hogere voorziening, op 27 juni 2005 ingesteld door Giorgio Lebedef tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Eerste kamer) van 12 april 2005 in zaak T-191/02, Giorgio Lebedef tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    PB C 243 van 1.10.2005, p. 5–5 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    1.10.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 243/5


    Hogere voorziening, op 27 juni 2005 ingesteld door Giorgio Lebedef tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Eerste kamer) van 12 april 2005 in zaak T-191/02, Giorgio Lebedef tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak C- 268/05 P)

    (2005/C 243/07)

    Procestaal: Frans

    Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 27 juni 2005 hogere voorziening ingesteld door Giorgio Lebedef, vertegenwoordigd door G. Bouneou en F. Frabetti, advocaten, tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Eerste kamer) van 12 april 2005 in zaak T-191/02, Giorgio Lebedef tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.

    Rekwirant concludeert dat het het Hof behage:

    te vernietigen het arrest van het Gerecht van 12 april 2005 in zaak T-191/02, Giorgio Lebedef, ambtenaar van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, wonende te Senningerberg (Luxemburg), vertegenwoordigd door G. Bouneou en F. Frabetti, advocaten, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg, verzoeker, tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. Currall als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg, verweerster, betreffende een verzoek tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 5 december 2001 waarbij deze de kaderovereenkomst van 20 september 1974 heeft opgezegd, de op 19 januari 2000 tussen de administratie van de Commissie en de meeste vakbonds- en beroepsorganisaties overeengekomen werkingsregels betreffende de overlegniveaus, de overleginstantie en de overlegprocedures opnieuw heeft vastgesteld, de overeenkomst van 4 april 2001 over de ter beschikking van de vertegenwoordiging van het personeel staande middelen heeft bevestigd, de in bijlage 1 bij de kaderovereenkomst van 20 september 1974 opgenomen stakingsbepalingen heeft bevestigd, de vice-voorzitter van de Commissie, de heer Neil Kinnock, heeft verzocht met de vakbonds- en beroepsorganisaties te onderhandelen en vóór eind maart 2002 een nieuwe kaderovereenkomst aan het college ter goedkeuring voor te leggen en in de wijzigingen van het Statuut waarover met de vakbonds- en beroepsorganisaties overleg moet worden gevoerd, een wijziging op te nemen volgens welke bij wege van referendum onder de personeelsleden van de instelling een nieuw kiesreglement kan worden vastgesteld, en, voor zoveel nodig, een verzoek tot nietigverklaring van een brief van 22 december 2001 waarbij de heer Kinnock de voorzitter van elke vakbond in kennis stelt van zijn besluit, de Commissie te vragen bovengenoemde kaderovereenkomst van 20 september 1974 per 5 december 2001 op te zeggen en een aantal van bovengenoemde punten vast te stellen, alsmede een verzoek tot nietigverklaring van het besluit van de heer E. Halskov van 6 december 2001 houdende weigering om rekwirant een opdracht voor een dienstreis te geven om deel te nemen aan het overleg van 7 december 2001 over het „totale pakket van voorstellen tot wijziging van het Statuut”.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van zijn vordering tot vernietiging van het bestreden arrest komt rekwirant op tegen punt 4, te weten de rechtsoverwegingen 96 tot en met 103, van het arrest, meer bepaald betreffende de ontvankelijkheid van het „(…) verzoek tot nietigverklaring van het besluit van 5 december 2001 voorzover daarbij de werkingsregels zijn vastgesteld en aan verzoeker rechten zijn ontnomen die hij op grond van de overeenkomst van 4 april 2001 genoot”.

    Voorzover de werkingsregels de door rekwirant vertegenwoordigde vakbond van de overleginstantie uitsluiten, tasten zij diens rechtspositie aan door hem individuele rechten te ontnemen die voortvloeien uit zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van een vakbond binnen deze instantie (zie, in die zin, arrest van 11 mei 1989, Maurissen en Union Syndicale/Rekenkamer, 193/87 en 194/87, Jurispr., blz. 1045, en arrest van 14 juli 1998, Lebedef/Commissie, T-42/97, JurAmbt. blz. I-A-371 en II-1071, punten 18 -21). Bijgevolg zijn de werkingsregels voor hem bezwarend en heeft hij belang bij de nietigverklaring ervan.

    Deze conclusie wordt niet ontkracht door de arresten van het Gerecht van 22 juni 1994, Rijnoudt en Hocken/Commissie (T-97/92 en T-111/92, JurAmbt. blz. I-A-159 en II-511, punten 82 en 86), en 15 juli 1994, Browet e.a./Commissie (T-576/93 — T-582/93, JurAmbt blz. I-A-191 en II-619, punt 44). De situatie in de zaken die aanleiding hebben gegeven tot die arresten, verschilt immers van die in de onderhavige zaak, aangezien in deze zaak de rechten van rekwirant rechtstreeks voortvloeien uit de regels inzake de geldmiddelen en die rechten, hoewel zij zijn toegekend om de deelneming van zijn vakbond aan het overleg te vergemakkelijken, onder de geschillen betreffende het Statuut vallen, daar zij zijn rechtspositie rechtstreeks aantasten.

    In het bestreden arrest aanvaardt het Gerecht met betrekking tot de ontvankelijkheid de facto dat A&D (de vakbond van rekwirant) niet representatief is. Rekwirant betwist dit op grond dat de werkingsregels geen objectief onderzoek van de representativiteit van de vakbonds- en beroepsorganisaties bevatten, en dat de vergelijkende beoordeling van deze representativiteit een kennelijke fout bevat. Bovendien is het gelijkheids- en het non-discriminatiebeginsel geschonden, zijn de rechten van de verdediging niet geëerbiedigd, is de motiveringsplicht niet nagekomen, is het verbod van willekeur overtreden en is artikel 24 bis van het Statuut geschonden.


    Top