This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2005/205/13
Case C-235/05 P: Appeal brought on 28 May 2005 by L'Oréal SA against the judgment delivered on 16 March 2005 by the Second Chamber of the Court of First Instance of the European Communities in Case T-112/03 between L'Oréal SA and the Office for Harmonisation in the Internal Market (Trade Marks and Designs) (OHIM), the other party to the proceedings before the Board of Appeal of the Office for Harmonisation in the Internal Market (Trade Marks and Designs) having been Revlon Suisse SA
Zaak C-235/05 P: Hogere voorziening, op 28 mei 2005 ingesteld door L'Oréal SA tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Tweede kamer) van 16 maart 2005 in zaak T-112/03, L'Oréal SA tegen Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM), andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen): Revlon Suisse SA
Zaak C-235/05 P: Hogere voorziening, op 28 mei 2005 ingesteld door L'Oréal SA tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Tweede kamer) van 16 maart 2005 in zaak T-112/03, L'Oréal SA tegen Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM), andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen): Revlon Suisse SA
PB C 205 van 20.8.2005, p. 7–7
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
20.8.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 205/7 |
Hogere voorziening, op 28 mei 2005 ingesteld door L'Oréal SA tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Tweede kamer) van 16 maart 2005 in zaak T-112/03, L'Oréal SA tegen Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM), andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen): Revlon Suisse SA
(Zaak C-235/05 P)
(2005/C 205/13)
Procestaal: Engels
Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 28 mei 2005 hogere voorziening ingesteld door L'Oréal SA, gevestigd te Parijs (Frankrijk), vertegenwoordigd door X. Buffet Delmas d'Autane, tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Tweede kamer) van 16 maart 2005 in zaak T-112/03 (1), L'Oréal SA tegen Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM), andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen): Revlon Suisse SA.
Rekwirante concludeert dat het het Hof behage:
a. |
het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 16 maart 2005 in zaak T-112/03 in zijn geheel te vernietigen en ook de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 15 januari 2003 met betrekking tot beroep R0396/2001-4 inzake oppositieprocedure B 215048 (gemeenschapsmerkaanvraag nr. 1011576) te vernietigen; |
b. |
het BHIM te verwijzen in alle kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Rekwirante voert aan dat het Gerecht van eerste aanleg artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 (2) heeft geschonden en niet de juridische consequenties heeft verbonden aan zijn eigen vaststellingen door te weigeren rekening te houden met de zwakke aard van het oudere merk (zoals FLEX) bij de beoordeling van de mate van overeenstemming van dit merk met een samengesteld merk (zoals FLEXI AIR) waarin het werd overgenomen.
Betoogd wordt dat tekens niet in abstracto, maar in concreto (dat wil zeggen tegen de achtergrond van de wijze waarop het relevante publiek dergelijke tekens opvat) overeenstemmen. Indien de tekens naar behoren in concreto waren vergeleken, zou logischerwijs zijn geconcludeerd dat minder belang dient te worden gehecht aan niet-onderscheidende tekens of oudere merken met een zwak onderscheidend vermogen.
Rekwirante voert tevens aan dat het Gerecht van eerste aanleg de artikelen 36 en 53 van het Statuut van het Hof van Justitie heeft geschonden, aangezien het bestreden arrest ontoereikend is gemotiveerd. Het Gerecht van eerste aanleg is zijn motiveringsplicht niet nagekomen door in punt 82 alleen te oordelen dat het „zwakke onderscheidend vermogen van het oudere merk niet wordt betwist” zonder daaruit enige conclusie te trekken met betrekking tot het verwarringsgevaar.
(1) PB C 132, van 28.5.2005, blz. 25.
(2) Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 11, van 14.1.1994, blz. 1).