This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2005/193/31
Case C-243/05 P: Appeal brought on 6 June 2005 by Agraz, SA and Others against the judgment delivered on 17 March 2005 by the Third Chamber of the Court of First Instance of the European Communities in Case T-285/03 between Agraz, SA and Others and the Commission of the European Communities
Zaak C-243/05 P: Hogere voorziening, op 6 juni 2005 ingesteld door Agraz, SA, e.a. tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Derde kamer) van 17 maart 2005 in zaak 285/03, Agraz, SA, e.a. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
Zaak C-243/05 P: Hogere voorziening, op 6 juni 2005 ingesteld door Agraz, SA, e.a. tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Derde kamer) van 17 maart 2005 in zaak 285/03, Agraz, SA, e.a. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
PB C 193 van 6.8.2005, p. 20–20
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
6.8.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 193/20 |
Hogere voorziening, op 6 juni 2005 ingesteld door Agraz, SA, e.a. tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Derde kamer) van 17 maart 2005 in zaak 285/03, Agraz, SA, e.a. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
(Zaak C-243/05 P)
(2005/C 193/31)
Procestaal: Frans
Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 6 juni 2005 hogere voorziening ingesteld door Agraz, SA, e.a., vertegenwoordigd door J. L. de Cruz Vilaça en D. Choussy, advocaten, tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Derde kamer) van 17 maart 2005 in zaak T-285/03, Agraz, SA e.a. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Rekwirantes concluderen dat het het Hof behage:
1. |
het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van 17 maart 2005 te vernietigen voorzover daarin is geoordeeld dat de schade niet zeker was, en het beroep is verworpen; en, opnieuw rechtdoende, |
2. |
primair, vast te stellen dat de voorwaarden voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Commissie in casu zijn vervuld; verweerster te veroordelen tot betaling aan elke rekwirante van het saldo van de productiesteun (zoals nader aangegeven in bijlage A.27) vermeerderd met rente op de door het Gerecht vast te stellen voet vanaf 12 juli 2000 (of, subsidiair, vanaf 13 juli 2000, of, nog meer subsidiair, vanaf 16 juli 2000) tot op de dag van de daadwerkelijke betaling, en de Commissie te verwijzen in alle kosten van beide instanties, daaronder begrepen die kosten die rekwirantes zijn opgekomen; |
3. |
subsidiair, de zaak naar het Gerecht terug te wijzen voor uitspraak over de aan rekwirantes als schadevergoeding te betalen bedragen, na rekwirantes opnieuw te hebben gehoord, en de Commissie te verwijzen in de kosten (daaronder begrepen die kosten die rekwirantes zijn opgekomen) in de procedure in hogere voorziening en in de procedure in eerste aanleg voor het Gerecht. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van hun hogere voorziening voeren rekwirantes de volgende middelen aan:
1ste middel: onjuiste rechtsopvatting doordat het Gerecht heeft geoordeeld dat de door rekwirantes geleden schade niet zeker was en derhalve geen grond voor schadeloosstelling kon vormen
Dit middel bestaat uit twee onderdelen:
In het eerste onderdeel stellen rekwirantes dat het Gerecht is voorbijgegaan aan de rechtspraak van de communautaire rechterlijke instanties en aan de in de rechtsorden van de lidstaten erkende beginselen inzake niet-contractuele civiele aansprakelijkheid door het begrip „zekere schade” verkeerd uit te leggen en het bepalen van de aard van de schade en de berekening van het bedrag ervan door elkaar te halen.
In het tweede onderdeel trachten rekwirantes met argumenten aan te tonen dat het Gerecht ter zake van de erkenning van hun recht op schadevergoeding niet de nodige consequenties heeft verbonden aan de vaststelling van de onrechtmatigheid van de handelwijze van de Commissie bestaande in schending van verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit (1), niet-nakoming van de zorgplicht en schending van het beginsel van behoorlijk bestuur.
2de middel: schending van het beginsel van hoor en wederhoor en van het recht van partijen om te worden gehoord
3de middel: onjuiste opvatting van de vorderingen van rekwirantes
4de middel: onjuiste opvatting door het Gerecht van zijn volledige rechtsmacht en van zijn verplichting om te oordelen; rechtsweigering doordat het Gerecht ter zake van de vaststelling van het bedrag van de schade niet de nodige consequenties heeft verbonden aan zijn vaststellingen.
(1) PB L 297, blz.29.