EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/193/25

Zaak C-228/05: Verzoek van de Commissione tributaria di primo grado di Trento van 21 maart 2005 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Stradasfalti Srl en Belastingdienst te Trento

PB C 193 van 6.8.2005, p. 16–17 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

6.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 193/16


Verzoek van de Commissione tributaria di primo grado di Trento van 21 maart 2005 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Stradasfalti Srl en Belastingdienst te Trento

(Zaak C-228/05)

(2005/C 193/25)

Procestaal: Italiaans

De Commissione tributaria di primo grado di Trento heeft bij beschikking van 21 maart 2005, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 24 mei 2005, in het geding tussen Stradasfalti Srl en Belastingdienst te Trento, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:

1)

Moet artikel 17, lid 7, eerste zin, van de Zesde richtlijn van de Raad van 17 mei 1977 (richtlijn 77/388/EEG (1)), in samenhang met lid 2 van dit artikel, betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting, aldus worden uitgelegd dat:

a)

dit artikel eraan in de weg staat dat de in artikel 29 van deze richtlijn bedoelde „raadpleging van het BTW-comité” wordt opgevat als de enkele kennisgeving door een lidstaat van de vaststelling van een nationale wettelijke regeling als het in geding zijnde artikel 19 bis, lid 1, sub c en d, van DPR nr. 633/72, met latere verlengingen, dat het recht op aftrek van BTW beperkt tot het gebruik en het onderhoud van de in artikel 17, lid 2, genoemde goederen, op basis van een eenvoudige kennisname van het BTW-comité;

b)

dit artikel er eveneens aan in de weg staat om als binnen zijn werkingssfeer vallende maatregel te beschouwen een beperking, van welke aard ook, van het recht op BTW-aftrek in verband met de verwerving, het gebruik en het onderhoud van de onder a) bedoelde goederen, welke is doorgevoerd vóór de raadpleging van het BTW-comité en waarvan de werking talloze malen is verlengd bij wetgevingsmaatregelen, die elkaar voortdurend en zonder onderbreking hebben opgevolgd gedurende meer dan 25 jaar;

c)

in geval van bevestigende beantwoording van de vraag sub 1b) wordt het Hof verzocht de criteria te noemen aan de hand waarvan kan worden bepaald wat de eventuele maximumduur van de verlengingen om de in artikel 17, lid 7, van de Zesde richtlijn bedoelde conjuncturele redenen is, dan wel te preciseren dat het feit dat de Italiaanse staat niet de tijdelijkheid van de afwijkingen (die telkens zijn herhaald) in acht heeft genomen, de belastingplichtige het recht geeft om voor aftrek in aanmerking te komen;

2)

wanneer de vereisten en de voorwaarden van de procedure van eerdergenoemd artikel 17, lid 7, niet in acht zijn genomen, wordt het Hof verzocht te verklaren of artikel 17, lid 2, van die richtlijn in die zin moet worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een nationale wettelijke bepaling of een door een lidstaat na de inwerkingtreding van de Zesde richtlijn (voor Italië 1 januari 1979) ingevoerde administratieve praktijk, objectief en zonder tijdslimiet de aftrek van BTW in verband met de verwerving, het gebruik en het onderhoud van bepaalde voertuigen kan beperken.


(1)  PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1.


Top