EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/182/81

Zaak T-216/05: Beroep, op 31 mei 2005 ingesteld door Mebrom NV tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

PB C 182 van 23.7.2005, p. 44–44 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

23.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 182/44


Beroep, op 31 mei 2005 ingesteld door Mebrom NV tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-216/05)

(2005/C 182/81)

Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 31 mei 2005 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Mebrom NV, gevestigd te Rieme-Ertvelde (België), vertegenwoordigd door C. Mereu en K. Van Maldegem, advocaten.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

nietig te verklaren beschikking A(05)4338 — D/6l76 van de Commissie van 11 april 2005;

de Commissie te gelasten overeenkomstig artikel 7 van verordening nr. 2037/2000 verzoekster een quotum toe te wijzen, dat betrekking heeft op een periode van 12 maanden; en

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster voert methylbromide (MBr) in de Europese Unie in. Methylbromide is een gereguleerde stof in de zin van verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen. (1) Met het onderhavige beroep verzoekt verzoekster om nietigverklaring van de beschikking van de Commissie tot afwijzing van verzoeksters aanvraag van een quotum voor de invoer van methylbromide voor kritische toepassingen in de Europese Unie in 2005.

Tot staving van haar beroep voert verzoekster aan dat de Commissie niet heeft erkend dat zij recht heeft op de toewijzing van een op twaalf maanden betrekking hebbend quotum voor de invoer van methylbromide in de Europese Unie in 2005. Verzoekster stelt dat de Commissie de toepasselijke voorschriften kennelijk onjuist heeft toegepast. Volgens verzoekster heeft de Commissie voorts inbreuk gemaakt op artikel 7 van verordening nr. 2037/2000, op basis waarvan zij een specifiek recht heeft op toewijzing van een op twaalf maanden betrekking hebbend quotum voor methylbromide voor 2005. Verzoekster betoogt eveneens dat de Commissie de haar bij artikel 7 van verordening nr. 2037/2000 toegekende bevoegdheid heeft overschreden. Ten slotte voert verzoekster schending aan van het rechtszekerheidsbeginsel, nu de Commissie geen toewijzingssysteem voor invoerquota heeft vastgesteld, dat ten aanzien van wie daaraan onderworpen is, voorspelbaar is, en zij verzoeksters gewettigde vertrouwen heeft geschonden, wat de toewijzing van een invoerquotum betreft, welk vertrouwen was gebaseerd op artikel 7 van verordening nr. 2037/2000, de kennisgeving van de Commissie aan importeurs van juli 2004 (2), en een e-mail die verweerster op 10 december 2004 aan verzoekster heeft gestuurd, waarin werd bevestigd dat de kennisgeving van haar invoerquotum voor 2005 onderweg was.


(1)  PB L 244, blz. 1.

(2)  Kennisgeving aan importeurs in de Europese Unie in 2005 van gereguleerde stoffen die de ozonlaag afbreken inzake verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (PB 2004 L 187, blz. 11).


Top