Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/006/10

    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 18 november 2004 in zaak C-284/02 (verzoek van het Bundesarbeitsgericht om een prejudiciële beslissing): Land Brandenburg tegen Ursula Sass (Sociale politiek — Mannelijke en vrouwelijke werknemers — Artikel 141 EG — Gelijke beloning — Richtlijn 76/207/EEG — Gelijke behandeling — Zwangerschapsverlof — Overgang naar een hogere salarisgroep — Niet-volledige meetelling van op grond van de wetgeving van de voormalige Duitse Democratische Republiek genomen zwangerschapsverlof)

    PB C 6 van 8.1.2005, p. 6–7 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    8.1.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 6/6


    ARREST VAN HET HOF

    (Eerste kamer)

    van 18 november 2004

    in zaak C-284/02 (verzoek van het Bundesarbeitsgericht om een prejudiciële beslissing): Land Brandenburg tegen Ursula Sass (1)

    (Sociale politiek - Mannelijke en vrouwelijke werknemers - Artikel 141 EG - Gelijke beloning - Richtlijn 76/207/EEG - Gelijke behandeling - Zwangerschapsverlof - Overgang naar een hogere salarisgroep - Niet-volledige meetelling van op grond van de wetgeving van de voormalige Duitse Democratische Republiek genomen zwangerschapsverlof)

    (2005/C 6/10)

    Procestaal: Duits

    In zaak C-284/02, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Bundesarbeitsgericht (Duitsland) bij beslissing van 21 maart 2002, ingekomen bij het Hof op 2 augustus 2002, in de procedure Land Brandenburg tegen Ursula Sass, heeft het Hof (Eerste kamer), samengesteld als volgt: P. Jann, kamerpresident, A. Rosas (rapporteur), R. Silva de Lapuerta, K. Lenaerts en S. von Bahr, rechters; advocaat-generaal: L. A. Geelhoed; griffier: F. Contet, hoofdadministrateur, op 18 november 2004 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

    Richtlijn 76/207/EEG van de Raad van 9 februari 1976 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, verzet zich tegen een regeling in een collectieve overeenkomst zoals het Bundes-Angestelltentarifvertrag-Ost (collectieve overeenkomst voor arbeidscontractanten bij de overheid van Oost-Duitsland), volgens welke het gedeelte van het door een vrouwelijke werknemer overeenkomstig de wetgeving van de voormalige Duitse Democratische Republiek genoten zwangerschapsverlof dat meer bedraagt dan de beschermingsperiode bepaald in de wetgeving van de Bondsrepubliek Duitsland, waarnaar die overeenkomst verwijst, niet wordt meegeteld voor een kwalificatieperiode, indien het doel en de strekking van elk van deze twee verlofregimes overeenkomen met de doelstellingen en de strekking van de bescherming van de vrouw bij zwangerschap en moederschap, in welke bescherming is voorzien bij artikel 2, lid 3, van deze richtlijn. Het is aan de nationale rechterlijke instantie om na te gaan of aan deze voorwaarden is voldaan.


    (1)  PB C 261 van 26.10.2002.


    Top