This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2004/300/63
Case C-431/04: Reference for a preliminary ruling by the Bundesgerichtshof by decision of that court of 29 June 2004 in the case of Massachusetts Institute of Technology
Zaak C-431/04: Verzoek van het Bundesgerichtshof van 29 juni 2004 om een prejudiciële beslissing in de Rechtsbeschwerdeprocedure van Massachusetts Institute of Technology
Zaak C-431/04: Verzoek van het Bundesgerichtshof van 29 juni 2004 om een prejudiciële beslissing in de Rechtsbeschwerdeprocedure van Massachusetts Institute of Technology
PB C 300 van 4.12.2004, p. 33–33
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
4.12.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 300/33 |
Verzoek van het Bundesgerichtshof van 29 juni 2004 om een prejudiciële beslissing in de Rechtsbeschwerdeprocedure van Massachusetts Institute of Technology
(Zaak C-431/04)
(2004/C 300/63)
Het Bundesgerichtshof heeft bij beschikking van 29 juni 2004, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 7 oktober 2004, in de Rechtsbeschwerdeprocedure van Massachusetts Institute of Technology, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:
1. |
Houdt het begrip „samenstelling van werkzame stoffen van een geneesmiddel” in de zin van artikel 1, sub b, van verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (1) in dat alle bestanddelen van de samenstelling werkzame stoffen met therapeutisch effect zijn? |
2. |
Is er ook sprake van een „samenstelling van werkzame stoffen van een geneesmiddel” wanneer een samenstelling van stoffen uit twee bestanddelen bestaat, waarbij het ene bestanddeel een werkzame stof is met een bekend therapeutisch effect voor een bepaalde indicatie, en het andere bestanddeel een toedieningswijze van het geneesmiddel mogelijk maakt die leidt tot een andere uitwerking van het geneesmiddel voor die indicatie (in vivo implantaat met gecontroleerde vrijgave van de werkzame stof ter voorkoming van toxische effecten)? |
(1) PB L 182, blz. 1.