EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/284/19

Zaak C-403/04 P: Hogere voorziening, op 22 september 2004 ingesteld door Sumitomo Metal Industries Ltd tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Tweede kamer) van 8 juli 2004 in gevoegde zaken T-67/00, T-68/00, T-71/00 en T-78/00, JFE Engineering Corp., Nippon Steel Corp., JFE Steel Corp. en Sumitomo Metal Industries Ltd tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

PB C 284 van 20.11.2004, p. 9–10 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/9


Hogere voorziening, op 22 september 2004 ingesteld door Sumitomo Metal Industries Ltd tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Tweede kamer) van 8 juli 2004 in gevoegde zaken T-67/00, T-68/00, T-71/00 en T-78/00, JFE Engineering Corp., Nippon Steel Corp., JFE Steel Corp. en Sumitomo Metal Industries Ltd tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak C-403/04 P)

(2004/C 284/19)

Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 22 september 2004 hogere voorziening ingesteld door Sumitomo Metal Industries Ltd, gevestigd te Osaka (Japan), vertegenwoordigd door C. Vajda QC en G. Sproul, Solicitor, tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Tweede kamer) van 8 juli 2004 in gevoegde zaken T-67/00, T-68/00, T-71/00 en T-78/00, JFE Engineering Corp., Nippon Steel Corp., JFE Steel Corp. en Sumitomo Metal Industries tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Rekwirante concludeert dat het den Hove behage:

i)

de hogere voorziening tegen het arrest in gevoegde zaken T-67/00, T-68/00, T-71/00 en T-78/00 volledig of gedeeltelijk toe te wijzen en dit arrest in zijn geheel of gedeeltelijk te vernietigen;

ii)

de artikelen 1 en 3 tot en met 6 van de beschikking, waar zij tot SMI zijn gericht, nietig te verklaren;

iii)

de Commissie zo nodig wegens schending van artikel 6, lid 1, EVRM te veroordelen tot betaling aan SMI van een schadevergoeding ten bedrage van € 1 012 332, zijnde de som van € 217 183 (extra kosten voor de bankwaarborg), € 620 249 (moratoire interesten), en € 175 000; en

iv)

de Commissie te verwijzen in de kosten van SMI, zowel van de procedure voor het Hof als die voor het Gerecht van eerste aanleg.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante betoogt dat het arrest van het Gerecht van eerste aanleg dient te worden vernietigd op de volgende gronden:

a)

het Gerecht van eerste aanleg heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, waar het een verkeerde maatstaf voor bewijs heeft gehanteerd in een zaak waarin rekwirante heeft aangetoond dat de verklaring van de Commissie onverenigbaar is met rekwirantes commercieel belang en bijgevolg onlogisch is;

b)

het Gerecht van eerste aanleg heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, waar het een verkeerde maatstaf voor bewijs heeft gehanteerd in een zaak waarin het schriftelijk bewijs dubbelzinnig is en rekwirante een plausible, alternatieve verklaring voor het betrokken optreden heeft gegeven;

c)

het Gerecht van eerste aanleg heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, waar het een verkeerde wettelijke maatstaf voor bewijs heeft gehanteerd met betrekking tot de mate waarin andere elementen vereist zijn ter ondersteuning van bestreden verklaringen die de Commissie als belangrijkste bewijs aanvoert maar die ongeloofwaardig en hoogst dubbelzinnig zijn en door andere bewijzen worden weersproken;

d)

het Gerecht van eerste aanleg heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, waar het op tegenstrijdige en niet-relevante gronden concludeert dat de verklaring van M. Becher (een werknemer van Mannesmann) van 21 april 1997 mogelijk de verklaringen met betrekking tot de gestelde inbreuk op project-transportbuizen van M. Verluca, bestuurder van Vallourec Oil Gas, bevestigt.


Top