Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/262/59

    Zaak T-270/04: Beroep, op 1 juli 2004 ingesteld door Bic Deutschland GmbH & Co OHG tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    PB C 262 van 23.10.2004, p. 30–31 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    23.10.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 262/30


    Beroep, op 1 juli 2004 ingesteld door Bic Deutschland GmbH & Co OHG tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-270/04)

    (2004/C 262/59)

    Procestaal: Frans

    Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 1 juli 2004 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door de vennootschap Bic Deutschland GmbH & Co OHG, gevestigd te Eschborn (Duitsland), vertegenwoordigd door D. Voillemot, advocaat.

    Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

    de beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 3 mei 2004, waarbij haar om betaling wordt verzocht van de geldboete die de Commissie de vennootschap Tipp-Ex bij beschikking van 10 juli 1987 had opgelegd, vermeerderd met de op 28 mei 2004 definitief vastgestelde interesten, en waarbij wordt beslist een beroep te doen op de door Deutschland Bank AG Frankfurt am Main toegekende bankgarantie, nietig te verklaren;

    verweerster te verwijzen in alle kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Verzoekster is rechtsopvolger van de vennootschap Tipp-Ex die zij op 1 januari 1997 heeft overgenomen. Als gevolg hiervan is het BIC-concern intern geherstructureerd. De vennootschap Tipp-Ex was de adressaat van beschikking nr. 87/406/EEG van 10 juli 1987, waarbij de Commissie haar wegens overtreding van de communautaire mededingingsregels tot een geldboete van ECU 400 000 heeft veroordeeld.

    Tipp-Ex had tegen deze beschikking beroep ingesteld en had op eerste verzoek een bankgarantie, waarmee de betaling van de geldboete vermeerderd met 8 % interesten werd gewaarborgd, aan de Commissie verstrekt. Overeenkomstig de gebruikelijke praktijk terzake, moest deze garantie slechts worden betaald na een schriftelijk verzoek van de Commissie, waarbij een eensluidend verklaard afschrift van het arrest van het Hof is gevoegd. Op 8 februari 1990 (1) heeft dit laatste het beroep van Tipp-Ex verworpen en de beschikking van 10 juli 1987 bevestigd.

    De Commissie heeft BIC evenwel eerst bij brief van 12 februari 2004 om betaling verzocht van een bedrag van EUR 923 747, bestaande uit de boete van EUR 400 000 vermeerderd met de interesten (EUR 523 747, 94).

    Verzoekster en de Commissie hebben briefwisseling gevoerd, waarna de Commissie bij de bestreden beschikking de argumenten van BIC, die in het bijzonder steunden op de verjaringsregel van artikel 4, lid 1, van verordening 2988/74 (2), heeft afgewezen en betaling van de definitieve bedrag van de geldboete (EUR 931 726, 02) heeft geëist.

    Tot staving van haar vorderingen beroept verzoekster zich op:

    schending van artikel 4, lid 1, van verordening nr. 2988/74, reeds aangehaald, op grond waarvan het niet mogelijk is een beschikking waarbij een geldboete wordt opgelegd, na verloop van een termijn van vijf jaar nog ten uitvoer te leggen. In dit verband is zij van mening dat de betrokken verjaringstermijn niet is gestuit noch geschorst;

    kennelijke beoordelingsfout met betrekking tot de werking van de bankgarantie op eerste verzoek. In dit kader stelt verzoekster, enerzijds, dat het verstrekken van een dergelijke garantie niet als betaling van de boete geldt en dat uit het loutere bestaan ervan niet als zodanig een betalingsplicht voortvloeit, en, anderzijds, dat voor de tenuitvoerlegging van de bankgarantie een executoire maatregel in de zin van verordening nr. 2988/74 is vereist. Overeenkomstig de bewoordingen zelf van de betrokken garantie, bestaat deze executoire maatregel in een uitdrukkelijk verzoek van de Commissie aan Deutsche Bank bij aangetekend schrijven, waarbij een eensluidend verklaard afschrift van het arrest van het Hof van Justitie is gevoegd.

    Verzoekster voert verder de schending aan van het beginsel van de bescherming van het gewettigd vertrouwen en, subsidiair, van het algemene beginsel van de redelijke termijn.


    (1)  Zaak C-279/87, Tipp-Ex/Commissie, Jurispr. blz.I-261.

    (2)  Verordening (EEG) nr. 2988/74 van de Raad van 26 november 1974 inzake de verjaring van het recht van vervolging en van tenuitvoerlegging op het gebied van het vervoers- en het mededingingsrecht van de Europese Economische Gemeenschap (PB L 319 van 29.11.1974, blz. 1).


    Top