EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/251/15

Zaak C-344/04: Verzoek van de High Court of Justice (England & Wales) Queen's Bench Division (Administrative Court), van 14 juli 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen The Queen, op verzoek van IATA (International Air Transport Association), The Queen, op verzoek van ELFAA (European Low Fares Airline Association), en Hapag-Lloyd Express GmbH, enerzijds, en Department for Transport, anderzijds

PB C 251 van 9.10.2004, p. 8–8 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

9.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/8


Verzoek van de High Court of Justice (England & Wales) Queen's Bench Division (Administrative Court), van 14 juli 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen The Queen, op verzoek van IATA (International Air Transport Association), The Queen, op verzoek van ELFAA (European Low Fares Airline Association), en Hapag-Lloyd Express GmbH, enerzijds, en Department for Transport, anderzijds

(Zaak C-344/04)

(2004/C 251/15)

De High Court of Justice (England & Wales) Queen's Bench Division (Administrative Court), heeft bij beschikking van 14 juli 2004, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 12 augustus 2004, in het geding tussen The Queen, op verzoek van IATA (International Air Transport Association), The Queen, op verzoek van ELFAA (European Low Fares Airline Association), en Hapag-Lloyd Express GmbH, enerzijds, en Department for Transport, anderzijds, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:

1.

Is artikel 6 van verordening (EG) nr. 261/2004 (1) ongeldig op grond dat het onverenigbaar is met het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer („Verdrag van Montreal van 1999”), inzonderheid met de artikelen 19, 22 en 29 van dit Verdrag? Heeft dit (samen met andere relevante factoren) invloed op de geldigheid van de hele verordening?

2.

Is de wijze waarop artikel 5 van de verordening is geamendeerd bij het bespreken van de ontwerp-tekst door het bemiddelingscomité, onverenigbaar met de door artikel 251 EG voorgeschreven procedure? Zo ja, is artikel 5 van de verordening dan ongeldig en heeft dit (samen met andere relevante factoren) invloed op de geldigheid van de hele verordening?

3.

Zijn de artikelen 5 en 6 van verordening (EG) nr. 261/2004 geheel of ten dele ongeldig op grond dat zij onverenigbaar zijn met het rechtszekerheidsbeginsel? Zo ja, heeft dit (samen met andere relevante factoren) invloed op de geldigheid van de hele verordening?

4.

Zijn de artikelen 5 en 6 van verordening (EG) nr. 261/2004 geheel of ten dele ongeldig op grond dat zij niet of onvoldoende gemotiveerd zijn? Zo ja, heeft dit (samen met andere relevante factoren) invloed op de geldigheid van de hele verordening?

5.

Zijn de artikelen 5 en 6 van verordening (EG) nr. 261/2004 geheel of ten dele ongeldig op grond dat zij onverenigbaar zijn met het evenredigheidsbeginsel, aan welk beginsel elke communautaire maatregel moet voldoen? Zo ja, heeft dit (samen met andere relevante factoren) invloed op de geldigheid van de hele verordening?

6.

Zijn de artikelen 5 en 6 van verordening nr. 261/2004 geheel of ten dele ongeldig op grond dat zij, op willekeurige wijze of zonder objectieve rechtvaardiging discriminerend zijn, inzonderheid ten opzichte van de leden van de tweede verzoekende organisatie? Zo ja, heeft dit (samen met andere relevante factoren) invloed op de geldigheid van de hele verordening?

7.

Is artikel 7 van de verordening geheel of ten dele nietig of ongeldig op grond dat het opleggen van een vaste compensatie in geval van annulering van een vlucht om redenen die niet onder het verweer op grond van buitengewone omstandigheden vallen, discriminerend is, in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, waaraan elke communautaire maatregel moet voldoen, of onvoldoende is gemotiveerd? Zo ja, heeft deze ongeldigheid (samen met andere relevante factoren) invloed op de geldigheid van de hele verordening?

8.

Moet een nationale rechter die een vordering welke vragen over de geldigheid van de bepalingen van een gemeenschapsinstrument doet rijzen, toelaatbaar heeft verklaard met het oordeel dat de vordering verdedigbaar en niet ongegrond is, beginselen van gemeenschapsrecht betreffende criteria of drempels in acht nemen wanneer hij krachtens artikel 234, lid 2, EG beslist of deze vragen over de geldigheid aan het Hof van Justitie moeten worden voorgelegd?


(1)  Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (Voor de EER relevante tekst) - Verklaring van de Commissie PB L 46, 17.02.2004 blz. 1.


Top