EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/228/25

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 15 juli 2004 in zaak C-213/03 (verzoek van de Cour de cassation om een prejudiciële beslissing): Syndicat professionnel coordination des pêcheurs de l'étang de Berre et de la région tegen Électricité de France (EDF) (Verdrag voor de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging (verdrag van Barcelona — Protocol inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging vanaf het land — Artikel 6, lid 3 — Lozingsvergunning — Rechtstreekse werking)

PB C 228 van 11.9.2004, p. 13–14 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

11.9.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 228/13


ARREST VAN HET HOF

(Tweede kamer)

van 15 juli 2004

in zaak C-213/03 (verzoek van de Cour de cassation om een prejudiciële beslissing): Syndicat professionnel coordination des pêcheurs de l'étang de Berre et de la région tegen Électricité de France (EDF) (1)

(Verdrag voor de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging (verdrag van Barcelona - Protocol inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging vanaf het land - Artikel 6, lid 3 - Lozingsvergunning - Rechtstreekse werking)

(2004/C 228/25)

Procestaal: Frans

In zaak C-213/03, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Cour de cassation, in het geding tussen Syndicat professionnel coordination des pêcheurs de l'étang de Berre et de la région en Électricité de France (EDF), om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 6, lid 3, van het Protocol inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging vanaf het land, ondertekend te Athene op 17 mei 1980, goedgekeurd bij besluit 83/101/EEG van de Raad van 28 februari 1983 (PB L 67, blz. 1), en van artikel 6, lid 1, van dit protocol, zoals gewijzigd tijdens de conferentie van gevolmachtigden te Syracuse op 7 en 8 maart 1996, welke wijzigingen zijn goedgekeurd bij besluit 1999/801/EG van de Raad van 22 oktober 1999 (PB L 322, blz. 18), heeft het Hof (Tweede kamer), samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, kamerpresident, C. Gulmann, J.-P. Puissochet, J. N. Cunha Rodrigues en R. Schintgen (rapporteur), rechters, advocaat-generaal: D. Ruiz-Jarabo Colomer, griffier: M. Múgica Arzamendi, hoofdadministrateur, op 15 juli 2004 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

1.

Artikel 6, lid 3, van het op 17 mei 1980 te Athene ondertekende protocol inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging vanaf het land, dat is goedgekeurd bij besluit 83/101/EEG van de Raad van 28 februari 1983, alsmede, na inwerkingtreding ervan, artikel 6, lid 1, van dit protocol, zoals gewijzigd tijdens de conferentie van gevolmachtigden op 7 en 8 maart 1996 te Syracusa, welke wijzigingen zijn goedgekeurd bij besluit 1999/801/EG van de Raad van 22 oktober 1999, hebben rechtstreekse werking, zodat iedere belanghebbende het recht heeft zich voor de nationale rechter op deze bepalingen te beroepen.

2.

Deze bepalingen moeten aldus worden uitgelegd dat het verboden is zonder vergunning van de bevoegde nationale autoriteiten in een zoutwatermoeras dat in verbinding staat met de Middellandse Zee, stoffen te lozen die, hoewel niet-toxisch, een ongunstig effect hebben op het zuurstofgehalte van het mariene milieu.


(1)  PB C 158 van 5.7.2003.


Top