Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/228/17

    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 juli 2004 in zaak C-443/02 (verzoek van het Tribunale di Pordenone om een prejudiciële beslissing): strafzaak tegen Nicolas Schreiber (Artikel 28 EG — Richtlijn 98/8/EG — Op markt brengen van biociden — Nationale maatregel waarbij toelating wordt vereist voor op markt brengen van blokjes rodecederhout met natuurlijke mottenwerende eigenschappen)

    PB C 228 van 11.9.2004, p. 9–10 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    11.9.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 228/9


    ARREST VAN HET HOF

    (Eerste kamer)

    van 15 juli 2004

    in zaak C-443/02 (verzoek van het Tribunale di Pordenone om een prejudiciële beslissing): strafzaak tegen Nicolas Schreiber (1)

    (Artikel 28 EG - Richtlijn 98/8/EG - Op markt brengen van biociden - Nationale maatregel waarbij toelating wordt vereist voor op markt brengen van blokjes rodecederhout met natuurlijke mottenwerende eigenschappen)

    (2004/C 228/17)

    Procestaal: Italiaans

    In zaak C-443/02, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Tribunale di Pordenone (Italië), in de aldaar aanhangige strafzaak tegen Nicolas Schreiber, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123, blz. 1), alsook over de uitlegging van artikel 28 EG, heeft het Hof (Eerste kamer), samengesteld als volgt: P. Jann (rapporteur), kamerpresident, A. Rosas, S. von Bahr, R. Silva de Lapuerta en K. Lenaerts, rechters; advocaat-generaal: D. Ruiz-Jarabo Colomer, griffier: L. Hewlett, hoofdadministrateur, op 15 juli 2004 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

    1)

    Artikel 3, lid 2, sub ii, van richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden, verzet zich er niet tegen dat een lidstaat voor het in de handel brengen van blokjes rodecederhout met natuurlijke mottenwerende eigenschappen een voorafgaande toelating vereist.

    Zulke blokjes kunnen namelijk niet worden gekwalificeerd als een product dat alleen een „basisstof voor gebruik als biocide” bevat, op grond waarvan zij in Italië zonder voorafgaande toelating of registratie op de markt zouden kunnen worden gebracht, doch moeten als een „biocide” in de zin van richtlijn 98/8/EG worden gekwalificeerd.

    2)

    Artikel 4, lid 1, van richtlijn 98/8/EG verzet zich er niet tegen dat een lidstaat het in de handel brengen van blokjes rodecederhout met natuurlijke mottenwerende eigenschappen, die in een andere lidstaat wettig op de markt zijn gebracht zonder dat aldaar een toelating of registratie nodig was, aan een voorafgaande toelating onderwerpt.

    3)

    Het feit dat een lidstaat het in de handel brengen van blokjes rodecederhout met natuurlijke mottenwerende eigenschappen, die in een andere lidstaat wettig op de markt zijn gebracht zonder dat aldaar een toelating of registratie nodig was, aan een voorafgaande toelating onderwerpt, levert een met artikel 28 EG strijdige maatregel van gelijke werking op, die evenwel als gerechtvaardigd kan worden beschouwd om redenen die verband houden met de bescherming van de volksgezondheid in de zin van artikel 30 EG.


    (1)  PB C 31 van 8.2.2003.


    Top