EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/217/52

Zaak T-236/04: Beroep, op 9 juni 2004 ingesteld door European Environmental Bureau en Stichting Natuur en Milieu tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

PB C 217 van 28.8.2004, p. 29–30 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

28.8.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 217/29


Beroep, op 9 juni 2004 ingesteld door European Environmental Bureau en Stichting Natuur en Milieu tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-236/04)

(2004/C 217/52)

Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 9 juni 2004 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door European Environmental Bureau, Brussel (België), en Stichting Natuur en Milieu, Utrecht (Nederland), vertegenwoordigd door P. van den Biesen and B. Arentz, advocaten.

Verzoekers concluderen dat het het Gerecht behage:

de artikelen 2, lid 3, en 3, sub b, van beschikking 2004/248/EG (1) van de Commissie nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie heeft bij de bestreden beschikking besloten „atrazin” niet in de in bijlage I bij richtlijn 91/414 (2) vastgestelde lijst van werkzame stoffen op te nemen. Artikel 4 van richtlijn 91/414 bepaalt dat de lidstaten enkel gewasbeschermingsmiddelen mogen toelaten wier werkzame stoffen in bijlage I zijn vermeld. Door atrazin niet op te nemen in bijlage I besloot de Commissie het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten niet langer toe te laten.

Verzoekers komen niet op tegen dit deel van de beschikking maar wel tegen bepaalde overgangsbepalingen die onder op het minimaliseren van de risico's gerichte voorwaarden bepaalde beperkte vormen van gebruik van producten die atrazin bevatten tot 30 juni 2007 toelaten. In de considerans van haar beschikking voert de Commissie ter rechtvaardiging van deze overgangsmaatregelen aan dat er thans geen doeltreffende alternatieven zijn en dat tijd nodig is voor de ontwikkeling ervan.

Tot staving van hun beroep voeren verzoekers aan dat de bestreden bepalingen richtlijn 91/414 schenden. Artikel 8 van deze richtlijn bepaalt dat de lidstaten gedurende een periode van twaalf jaar stoffen mogen toelaten die twee jaar na de datum van kennisgeving van de richtlijn reeds op de markt waren. Een van die stoffen is atrazin. Verzoekers stellen dat, indien deze stoffen intussen niet in bijlage I zijn opgenomen, richtlijn 91/414 geen rechtsgrondslag oplevert om na het verstrijken van de overgangsperiode van 12 jaar het verdere gebruik ervan toe te laten. Verzoekers stellen derhalve dat de Commissie bij de bestreden beschikking een nieuwe grondslag voor het verdere gebruik heeft vastgesteld, hoewel zij daartoe ingevolge richtlijn 91/414 niet was gerechtigd.

Verzoekers stellen voorts dat de Commissie inbreuk heeft gemaakt op richtlijn 92/43 (3), daar in de bestreden beschikking geen bijkomende beperkingen zijn opgenomen die verband houden met de speciale beschermingszones, meer in het bijzonder met het in artikel 3 van richtlijn 92/43 omschreven Natura 2000-netwerk.


(1)  PB L 78 van 16.3.2004, blz. 54.

(2)  Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, PB L 230 van 19 augustus 1991, blz. 1-32.

(3)  Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, PB L 206 van 22.07.1992, blz. 7-50.


Top