Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/179/06

    Zaak C-189/04: Beroep, op 22 april 2004 ingesteld door Helleense Republiek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    PB C 179 van 10.7.2004, p. 3–3 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    10.7.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 179/3


    Beroep, op 22 april 2004 ingesteld door Helleense Republiek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak C-189/04)

    (2004/C 179/06)

    Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 22 april 2004 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Helleense Republiek, vertegenwoordigd door P. Mylonopoulos, juridisch adviseur bij de afdeling Europees Gemeenschapsrecht van de Bijzondere Juridische Dienst van het Ministerie van Buitenlandse zaken, en V. Kyriazopoulos, assessor bij de Juridische Raad van de Staat, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij de ambassadeur van Griekenland, rue Marie Adelaïde 27.

    Verzoekster concludeert dat het den Hove behage:

    nietig te verklaren de handeling waarbij de Commissie van de Europese Gemeenschappen een bedrag van 565 656,80 euro (bijdrage van het Ministerie van Buitenlandse zaken van de Helleense Republiek aan de projecten tot gezamenlijke dekking van de kosten van de diplomatieke vertegenwoordigingen van de lidstaten van de Europese Unie te Abuja, Liberia) in mindering heeft gebracht op het totale compensatiebedrag van 1 653 298,54 euro voor het Regionaal Operationeel Programma voor Centraal-Griekenland;

    de Commissie van de Europese Gemeenschappen in de kosten te verwijzen.

    Middelen en voornaamste argumenten

    De Helleense Republiek betoogt, dat de Commissie niet naar behoren rekening heeft gehouden met het feit dat het Aanvullend Memorandum van Overeenstemming door haar niet is bekrachtigd, hetgeen wil zeggen dat de Helleense Republiek zich heeft teruggetrokken uit het project Abuja II.

    Verweerster heeft ook onvoldoende rekening gehouden met het feit, dat de Helleense Republiek in wezen haar schulden uit de deelneming aan het project Abuja I erkent.

    In die zin is er volgens de Helleense Republiek sprake van schending, door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, van de beginselen die de ontvangstverrichtingen, dus de raming, de betaalbaarstelling en de verificatie van de vorderingen en ten slotte de inning door verrekening, beheersen.

    Gelet op het voorgaande betoogt de Helleense Republiek, dat bij de vaststelling, door de Commissie, van de verrekeningshandeling ten laste van Griekenland, materieel-rechtelijke bepalingen, namelijk enerzijds verordening nr. 3342/02 en anderzijds artikel 15 van het oorspronkelijk Memorandum, zijn geschonden.


    Top