Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/118/58

    Beschikking van het Hof (Derde kamer) van 1 april 2004 in zaak C-229/03 (verzoek van het Landesgericht für Zivilrechtssachen Wien om een prejudiciële beslissing): Monika Herbstrith tegen Republik Österreich (Prejudiciële verwijzing — Niet-ontvankelijkheid)

    PB C 118 van 30.4.2004, p. 32–32 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    30.4.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 118/32


    BESCHIKKING VAN HET HOF

    (Derde kamer)

    van 1 april 2004

    in zaak C-229/03 (verzoek van het Landesgericht für Zivilrechtssachen Wien om een prejudiciële beslissing): Monika Herbstrith tegen Republik Österreich (1)

    (Prejudiciële verwijzing - Niet-ontvankelijkheid)

    (2004/C 118/58)

    Procestaal: Duits

    In zaak C-229/03, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Landesgericht für Zivilrechtssachen Wien (Oostenrijk) in het geding tussen Monika Herbstrith en Republik Österreich om een prejudiciële beslissing over, enerzijds, de rechtstreekse werking van het „gemeenschapsrecht inzake gelijke behandeling van mannen en vrouwen in het kader van het beroep en inzonderheid van richtlijn 76/207/EEG van de Raad” van 9 februari 1976 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden (PB L 39, blz. 40) of de voorwaarden waaronder een lidstaat gehouden kan zijn de schade te vergoeden die door schendingen van het gemeenschapsrecht aan particulieren is berokkend, en anderzijds „de regels inzake de bewijslast neergelegd in artikel 4 van richtlijn 97/80/EG van de Raad van 15 december 1997” inzake de bewijslast in gevallen van discriminatie op grond van het geslacht (PB 1998, L 14, blz. 6), heeft het Hof (Derde kamer), samengesteld als volgt: A. Rosas, kamerpresident, R. Schintgen (rapporteur) en N. Colneric, rechters; advocaat-generaal: J. Kokott; griffier: R. Grass, op 1 april 2004 een beschikking gegeven waarvan het dictum luidt als volgt:

    Het door het Landesgericht für Zivilrechtssachen Wien bij beschikking van 7 april 2003 ingediende verzoek om een prejudiciële beslissing is niet-ontvankelijk.


    (1)  PB C  47 van 21.2.2004.


    Top