This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2004/118/37
Judgment of the Court (Full Chamber) of 27 April 2004 in Case C-159/02 (reference for a preliminary ruling from the House of Lords): Gregory Paul Turner v Felix Fareed Ismail Grovit, Harada Ltd and Changepoint SA (Brussels Convention — Proceedings brought in a Contracting State — Proceedings brought in another Contracting State by the defendant in the existing proceedings — Defendant acting in bad faith in order to frustrate the existing proceedings — Compatibility with the Brussels Convention of the grant of an injunction preventing the defendant from continuing the action in another Member State)
Arrest van het Hof (voltallige zitting) van 27 april 2004 in zaak C-159/02 (verzoek van het House of Lords om een prejudiciële beslissing): Gregory Paul Turner tegen Felix Fareed Ismail Grovit, Harada Ltd, Changepoint SA (EG-Executieverdrag — In verdragsluitende staat ingestelde procedure — Procedure in andere verdragsluitende staat ingesteld door verweerder in reeds aanhangige procedure — Verweerder die te kwader trouw handelt om reeds aanhangige procedure te belemmeren — Verenigbaarheid met Executieverdrag van rechterlijk bevel waardoor verweerder procedure in andere verdragsluitende staat niet kan voortzetten)
Arrest van het Hof (voltallige zitting) van 27 april 2004 in zaak C-159/02 (verzoek van het House of Lords om een prejudiciële beslissing): Gregory Paul Turner tegen Felix Fareed Ismail Grovit, Harada Ltd, Changepoint SA (EG-Executieverdrag — In verdragsluitende staat ingestelde procedure — Procedure in andere verdragsluitende staat ingesteld door verweerder in reeds aanhangige procedure — Verweerder die te kwader trouw handelt om reeds aanhangige procedure te belemmeren — Verenigbaarheid met Executieverdrag van rechterlijk bevel waardoor verweerder procedure in andere verdragsluitende staat niet kan voortzetten)
PB C 118 van 30.4.2004, p. 21–22
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
30.4.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 118/21 |
ARREST VAN HET HOF
(voltallige zitting)
van 27 april 2004
in zaak C-159/02 (verzoek van het House of Lords om een prejudiciële beslissing): Gregory Paul Turner tegen Felix Fareed Ismail Grovit, Harada Ltd, Changepoint SA (1)
(EG-Executieverdrag - In verdragsluitende staat ingestelde procedure - Procedure in andere verdragsluitende staat ingesteld door verweerder in reeds aanhangige procedure - Verweerder die te kwader trouw handelt om reeds aanhangige procedure te belemmeren - Verenigbaarheid met Executieverdrag van rechterlijk bevel waardoor verweerder procedure in andere verdragsluitende staat niet kan voortzetten)
(2004/C 118/37)
Procestaal: Engels
In zaak C-159/02, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens het Protocol van 3 juni 1971 betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, van het House of Lords (Verenigd Koninkrijk), in het aldaar aanhangige geding tussen Gregory Paul Turner en Felix Fareed Ismail Grovit, Harada Ltd, Changepoint SA, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van genoemd Verdrag van 27 september 1968 (PB 1972, L 299, blz. 32), zoals gewijzigd bij het Verdrag van 9 oktober 1978 inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (PB L 304, blz. 1, en – gewijzigde tekst – blz. 77), bij het Verdrag van 25 oktober 1982 inzake de toetreding van de Helleense Republiek (PB L 388, blz. 1) en bij het Verdrag van 26 mei 1989 inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek (PB L 285, blz. 1), heeft het Hof (voltallige zitting), samengesteld als volgt: V. Skouris, president, P. Jann (rapporteur), C. W. A. Timmermans, C. Gulmann, J. N. Cunha Rodrigues en A. Rosas, kamerpresidenten, A. La Pergola, J.-P. Puissochet, R. Schintgen, N. Colneric en S. von Bahr, rechters; advocaat-generaal: D. Ruiz-Jarabo Colomer, griffier: L. Hewlett, hoofdadministrateur, op 27 april 2004, een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:
Het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals gewijzigd bij het Verdrag van 9 oktober 1978 inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het Verdrag van 25 oktober 1982 inzake de toetreding van de Helleense Republiek en het Verdrag van 26 mei 1989 inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een gerecht van een verdragsluitende staat een partij in een bij hem aanhangige procedure verbod oplegt een rechtsvordering in te stellen of voort te zetten bij een gerecht van een andere verdragsluitende staat, zelfs indien deze partij te kwader trouw handelt om de reeds aanhangige procedure te belemmeren.