Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/118/19

    Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 29 april 2004 in zaak C-240/01: Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Bondsrepubliek Duitsland (Niet-nakoming — Accijns op minerale oliën — Richtlijn 92/81/EEG — Minerale oliën die als brandstof worden gebruikt)

    PB C 118 van 30.4.2004, p. 11–11 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    30.4.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 118/11


    ARREST VAN HET HOF

    (Zesde kamer)

    van 29 april 2004

    in zaak C-240/01: Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Bondsrepubliek Duitsland (1)

    (Niet-nakoming - Accijns op minerale oliën - Richtlijn 92/81/EEG - Minerale oliën die als brandstof worden gebruikt)

    (2004/C 118/19)

    Procestaal: Duits

    In zaak C-240/01, Commissie van de Europese Gemeenschappen (gemachtigden: E. Traversa en K. Gross) domicilie gekozen hebbende te Luxemburg, tegen Bondsrepubliek Duitsland (gemachtigden: W.-D. Plessing en M. Lumma) betreffende een verzoek om vast te stellen dat de Bondsrepubliek Duitsland, door toepassing van § 4, lid 1, punt 2, sub b, van het Mineralölsteuergesetz (wet betreffende de belasting op minerale oliën) van 21 december 1992 (BGBl. I, blz. 2185, ber. 1993 I, blz. 169), niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op haar rusten krachtens artikel 2, lid 2, van richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën (PB L 316, blz. 12), zoals gewijzigd bij richtlijn 94/74/EG van de Raad van 22 december 1994 (PB L 365, blz. 46), doordat die lidstaat niet alle minerale oliën die voor gebruik als brandstof zijn bestemd, aan de accijns heeft onderworpen, heeft het Hof (Zesde kamer), samengesteld als volgt: V. Skouris (rapporteur), waarnemend voor de president van de Zesde kamer, J. N. Cunha Rodrigues, J.-P. Puissochet, R. Schintgen en F. Macken, rechters; advocaat-generaal: L. A. Geelhoed, griffier: M.-F. Contet, hoofdadministrateur, op 29 april 2004 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

    1)

    Door toepassing van § 4, lid 1, punt 2, sub b, van het Mineralölsteuergesetz (wet betreffende de belasting op minerale oliën) van 21 december 1992 is de Bondsrepubliek Duitsland de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 2, lid 2, eerste volzin, van richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën, zoals gewijzigd bij richtlijn 94/74/EG van de Raad van 22 december 1994, doordat zij niet alle minerale oliën die voor gebruik als brandstof zijn bestemd, aan de accijns heeft onderworpen.

    2)

    De Bondsrepubliek Duitsland wordt verwezen in de kosten.


    (1)  PB C 245 van 1.9.2001.


    Top