Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 92003E002124

    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2124/03 van Bart Staes (Verts/ALE) aan de Commissie. Aanwerving ambtenaren uitbreidingslanden.

    PB C 33E van 6.2.2004, p. 222–223 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    European Parliament's website

    6.2.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 33/222


    (2004/C 33 E/227)

    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2124/03

    van Bart Staes (Verts/ALE) aan de Commissie

    (25 juni 2003)

    Betreft:   Aanwerving ambtenaren uitbreidingslanden

    In het Publicatieblad van de Europese Unie van 22 mei 2003 (C 120 A — Volume 46 — EN) worden 1355 openstaande betrekkingen bekendgemaakt waarvoor uitsluitend burgers uit de tien nieuwe lidstaten zich kandidaat mogen stellen („You must be a … citizen”).

    In een persmededeling (IP/03/747) van 26 mei 2003 geeft de Commissie te kennen dat over een periode van zeven jaar 3 900 ambtenaren zullen worden aangeworven uit de uitbreidingslanden.

    Artikel 17 van het EG-Verdrag luidt:

    1.

    Er wordt een burgerschap van de Unie ingesteld. Burger van de Unie is eenieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit. Het burgerschap van de Unie vult het nationale burgerschap aan doch komt niet in de plaats daarvan.

    2.

    De burgers van de Unie genieten de rechten en zijn onderworpen aan de plichten die bij dit Verdrag zijn vastgesteld.

    Artikel 39 van het EG-Verdrag luidt:

    1.

    Het verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap is vrij.

    2.

    Dit houdt de afschaffing in van elke discriminatie op grond van de nationaliteit tussen de werknemers der lidstaten, wat betreft de werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden. (…)

    4.

    De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de betrekkingen in overheidsdienst.

    Is artikel 39 lid 4 ook van toepassing op ambtenaren en personeel van de Europese instellingen? Op basis van welke argumentatie?

    Erkent de Commissie dat de functievereisten, zoals opgesomd in het Publicatieblad van 22 mei 2003, niet noodzakelijk gebonden moeten zijn aan een nationaliteit? Zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom stelt zij deze functies dan niet open voor alle burgers van de Unie?

    Deelt de Commissie het oordeel dat sollicitanten uit de reeds bestaande lidstaten hierdoor gediscrimineerd worden? Zo neen, welke boodschap heeft zij dan voor de — overwegend jonge — sollicitanten uit de vijftien reeds bestaande lidstaten die een loopbaan binnen de Europese instellingen willen uitbouwen, maar daar door de gecontingenteerde instroom uit de nieuwe lidstaten moeilijk of niet toe komen?

    Kan de Commissie een overzicht geven van het aantal aanwervingen in de jaren 2000, 2001 en 2002, opgesplitst in nationaliteit (van de lidstaten), leeftijd en niveau (van de functie)?

    Antwoord van de heer Kinnock namens de Commissie

    (12 augustus 2003)

    De regels betreffende de selectie van ambtenaren voor de Europese instellingen zijn gebaseerd op het Statuut. Artikel 27 van Titel III van het Statuut, eerste alinea, luidt als volgt: „De aanwerving dient erop gericht zijn, de instelling de medewerking te verzekeren van ambtenaren die uit een oogpunt van bekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen en die uit de onderdanen van de lidstaten der Gemeenschappen zijn aangeworven met inachtneming van een zo breed mogelijke aardrijkskundige spreiding”.

    Artikel 27 bepaalt verder dat „geen enkel ambt mag worden bestemd voor onderdanen van een bepaalde lidstaat”.

    Zoals bij de vorige uitbreidingen van de EU, heeft de Commissie een voorstel voor een bepaling betreffende tijdelijke afwijking van het Statuut goedgekeurd. Op grond hiervan kunnen ambtenaren uit de toekomstige nieuwe lidstaten op basis van hun staatsburgerschap worden aangeworven, zodat de diensten van de instellingen het nodige minimumaantal personeelsleden uit deze landen kunnen tellen. Volgens het voorstel, dat momenteel in de Raad van de Europese Unie wordt besproken, zal deze afwijking voor zeven jaar gelden.

    Dit voorstel van de Commissie voorziet ook in de mogelijkheid om gedurende die zeven jaar specifieke vergelijkende onderzoeken voor onderdanen van de huidige vijftien lidstaten te organiseren, zodat de aanwerving gedurende de overgangsperiode, die met de toetreding van de toekomstige nieuwe lidstaten ingaat, op evenwichtige wijze en volgens een zo breed mogelijke aardrijkskundige spreiding kan plaatshebben.

    De afwijkingsbepaling op grond waarvan personeel op basis van hun staatsburgerschap van een van de toekomstige nieuwe lidstaten kan worden aangeworven is een uitzondering en er moet worden onderstreept dat de voortzetting van de organisatie van vergelijkende onderzoeken voor EU-15 een algemeen kader verschaft voor een aanwervingsbeleid dat in overeenstemming met de beginselen van artikel 39 van het EG-Verdrag is.

    Nadere gegevens over de aanwerving per nationaliteit zijn te vinden in de tabellen die rechtstreeks naar het geachte parlementslid en het secretariaat van het Europees Parlement worden gestuurd.


    Top