Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 92002E003874

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3874/02 van Salvador Garriga Polledo (PPE-DE) aan de Raad. Beter Europees militair materieel om onafhankelijker te kunnen opereren.

PB C 280E van 21.11.2003, p. 31–32 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

European Parliament's website

92002E3874

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3874/02 van Salvador Garriga Polledo (PPE-DE) aan de Raad. Beter Europees militair materieel om onafhankelijker te kunnen opereren.

Publicatieblad Nr. 280 E van 21/11/2003 blz. 0031 - 0032


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3874/02

van Salvador Garriga Polledo (PPE-DE) aan de Raad

(10 januari 2003)

Betreft: Beter Europees militair materieel om onafhankelijker te kunnen opereren

Het is duidelijk dat Europa beter militair materieel moet aanschaffen als het onafhankelijker wil kunnen opereren en een echte Europese Snelle Interventiemacht wil ontwikkelen.

Op politiek niveau is het een van de grootste uitdagingen van de Europese Unie om een ruimte tot stand te brengen waarin het zijn eigen gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid kan ontwikkelen om een bepaald niveau te waarborgen voor de handhaving van de continentale vrede, veeleer dan enig ander onbereikbaar doel op wereldschaal.

Kan de Raad binnen zijn bevoegdheden in dezen aangeven in hoeverre hij periodiek kan beoordelen aan welke voorwaarden de Europese Unie nog moet voldoen om een echt eigen gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid tot stand te brengen?

Antwoord

(21 juli 2003)

De werkzaamheden die sinds de Europese Raad van Helsinki zijn aangevat, hebben de Europese Unie in staat gesteld het gamma van noodzakelijke middelen te bepalen om alle Petersbergtaken, ook de meest veeleisende, tot een goed einde te brengen. Zo konden de behoeften van de EU aan militaire vermogens en strijdkrachten om het hoofddoel te realiseren, worden omschreven en bijeengebracht in een catalogus van vermogens die regelmatig wordt herzien aan de hand van de principes die tijdens de Europese Raad van Nice werden overeengekomen.

Tijdens twee vermogensconferenties, respectievelijk onder het Franse en het Belgische voorzitterschap, konden de concrete nationale verbintenissen worden gebundeld die beantwoorden aan de militaire vermogensdoelstellingen die de Europese Raad van Helsinki heeft bepaald. De lidstaten hebben zich op vrijwillige basis verbonden tot nationale bijdragen die overeenstemmen met de vermogens die voor het bereiken van het hoofddoel zijn vastgesteld. Deze toezeggingen zijn bijeengebracht in een catalogus van strijdkrachten. Uit de analyse van deze catalogus is gebleken dat de Europese Unie in 2003 overeenkomstig het in Helsinki bepaalde hoofddoel in staat zal zijn alle Petersbergtaken uit te voeren, maar dat sommige vermogens zowel kwantitatief als kwalitatief zullen moeten worden verbeterd om de ter beschikking van de Unie staande vermogens te optimaliseren.

De lidstaten hebben in dit verband tijdens de conferentie van 19 november 2001 over de verbetering van de militaire vermogens de overblijvende lacunes afgebakend en een actieplan vastgesteld om deze lacunes weg te werken. Dat plan is gebaseerd op nationale besluiten (bottom-up benadering) om de respectieve defensie-inspanningen van de lidstaten te rationaliseren, en op versterking van de synergie van de nationale en multinationale projecten.

Top