Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 92002E002059

    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2059/02 van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Commissie. Hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in het vooruitzicht van de uitbreiding.

    PB C 110E van 8.5.2003, p. 29–30 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    European Parliament's website

    92002E2059

    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2059/02 van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Commissie. Hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in het vooruitzicht van de uitbreiding.

    Publicatieblad Nr. 110 E van 08/05/2003 blz. 0029 - 0030


    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2059/02

    van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Commissie

    (11 juli 2002)

    Betreft: Hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in het vooruitzicht van de uitbreiding

    De Commissie heeft onlangs een reeks interessante en radicale voorstellen gedaan om een aantal van de ernstigste gebreken van het gemeenschappelijk landbouwbeleid aan te pakken, zoals fraude, overproductie en de gevolgen van overgeïndustrialiseerde landbouw voor zowel het welzijn van de dieren als de veiligheid van de levensmiddelen. Ook blijkt ze nu gewonnen te zijn voor het idee om geen rechtstreekse steun meer te betalen maar in de richting van een ruimer subsidiëringsysteem te gaan dat de plattelandsbevolking beschermt, en om op lange termijn de steun van de publieke opinie voor haar te winnen. Wat blijft bestaan, is de kwestie van de onevenredige nettobijdragen van bepaalde lidstaten, vooral Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland, die nog aanzienlijk zullen verhogen als er voor de uitbreiding geen hervormingen meer overeengekomen kunnen worden. De Britse, Duitse, Nederlandse en Zweedse regering hebben de laatste tijd allemaal ernstige hervormingen gevraagd, en naar verluidt, geeft vooral kanselier Schröder blijk van ongeduld in de kwestie.

    Hoeveel bedragen op het ogenblik de totale kosten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid? Gesteld dat er geen hervormingen komen en dat er in 2004 10 kandidaatlanden (zonder Bulgarije en Roemenië) toetreden op basis van de glijdende betalingschaal van 10 jaar die begint met 25 % van de betalingen aan de boeren van de huidige lidstaten, zoals voorgesteld door de Commissie, wat zijn dan de totale kosten van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid in elk van de jaren van 2004 totdat de betalingen aan de kandidaatlanden de 100 % bereiken (in de veronderstelling dat Bulgarije en Roemenië ergens tussen 2008 en 2020 toetreden), en hoeveel bedragen dan op het einde van die periode de nettobijdragen tot de begroting van Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Oostenrijk, Finland, Italië en Zweden?

    Is de Commissie van mening dat een GLB zonder hervormingen vóór de uitbreiding economisch of politiek gesproken een realistische optie is, en wat zullen volgens haar de gevolgen zijn als er voor de uitbreiding geen akkoord tussen de huidige lidstaten bereikt kan worden? Denkt ze meer in het bijzonder dat de belastingbetaler in de voornaamste bijdragende landen bereid zal zijn om na 2006 nog op te draaien voor de kosten van een GLB zonder hervormingen, of in het beste geval dat er een vergelijk zal zijn over meer dan alleen maar een financieel pakket voor elk afzonderlijk jaar (in plaats van voor 5 of 6 jaar) als er geen hervormingen te verwachten zijn? Maakt ze zich niet ongerust over de mogelijkheid van toenemende anti-Europese sentimenten in bepaalde lidstaten als de ongelijkheden en verkwistingen van het GLB niet aangepakt worden? En ten laatste, afgezien van de herstructurering of schaalverkleining van het GLB: heeft ze nagedacht over een egaliserend budgettair verminderingsmechanisme aan de hand van het BBP en het bevolkingscijfer, om te zorgen dat alle bijkomende bijdragen tot de begroting op een rechtvaardige manier door alle lidstaten gedragen worden?

    Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie

    (24 september 2002)

    In de Europese Raad van Berlijn op 24 en 25 maart 1999 is besloten dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) moet worden uitgevoerd binnen een financieel kader van gemiddeld 40,5 miljard euro per jaar (exclusief plattelandsontwikkeling en veterinaire maatregelen) tegen constante prijzen voor 1999. Op grond van de financiële vooruitzichten mag in 2006 voor de 15 lidstaten niet meer dan 41,66 miljard euro voor landbouw (markten en plattelandsontwikkeling) worden uitgegeven.

    In de onlangs door de Commissie bekendgemaakte tussenbalans is de huidige en toekomstige ontwikkeling van de landbouwuitgaven voor de periode 2000-2006 onderzocht. Daaruit blijkt dat bij voortzetting van het huidige beleid de gemiddelde jaaruitgave van 40,5 miljard euro niet overschreden zal worden. De uitgavenramingen betreffende de voorgestelde aanpassingen van het GLB geven zelfs een geringe besparing te zien.

    In de gemeenschappelijke standpunten die in juni 2002 aan de landen waarmee onderhandeld wordt, zijn meegedeeld, wordt niet nader ingegaan op de kwestie van de invoering van rechtstreekse betalingen. In de voorstellen van de Commissie is echter wel rekening gehouden met het feit dat de begroting niet mag ontsporen. Verwacht wordt dat de landbouwuitgaven voor de tien nieuwe lidstaten (met inbegrip van de marktuitgaven en de geleidelijke invoering van rechtstreekse betalingen en steun voor plattelandsontwikkeling) zullen toenemen van 2 048 miljoen euro in 2004 tot 3 933 miljoen euro in 2006. Voor de periode 2007-2013 zal de Commissie nauwkeurige cijfers kunnen verstrekken, zodra het besluit van de Raad inzake de onderhandelingsrichtsnoeren en de financiële vooruitzichten van de Unie voor 2007-2013 bekend zullen zijn.

    Volgens de Commissie mogen de toetredingsonderhandelingen en de tussenbalans van het GLB niet aan elkaar gekoppeld worden. Bovendien heeft de Raad in juni 2002 in de gemeenschappelijke standpunten van de Unie bekendgemaakt dat over de rechtstreekse betalingen voor de nieuwe lidstaten zal worden beslist zonder vooruit te lopen op de komende interne discussie over het Gemeenschapsbeleid. De tussenbalans moet om interne redenen worden opgemaakt om, zoals het geachte parlementslid aanstipt, het GLB af te stemmen op de verwachtingen van de consument. Door deze bijstelling wordt ook de inpassing van de nieuwe lidstaten vergemakkelijkt.

    De algemene positie van de landen die netto bijdragen tot de begroting van de Unie, kan slechts beoordeeld worden wanneer alle beleidssectoren van de Unie in rekening worden gebracht. Het geëigende tijdstip hiervoor is bij de bespreking van de volgende financiële vooruitzichten, waarbij het ook dienstig zou zijn de bijdragekortingen opnieuw te bezien.

    Top