EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 92002E001517

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1517/02 van Miet Smet (PPE-DE) aan de Commissie. Verordening nr. 44/2001/EG betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

PB C 92E van 17.4.2003, p. 62–63 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

European Parliament's website

92002E1517

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1517/02 van Miet Smet (PPE-DE) aan de Commissie. Verordening nr. 44/2001/EG betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

Publicatieblad Nr. 092 E van 17/04/2003 blz. 0062 - 0063


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1517/02

van Miet Smet (PPE-DE) aan de Commissie

(29 mei 2002)

Betreft: Verordening nr. 44/2001/EG betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

Afdeling 5, artikel 18-21, van verordening (EG) nr. 44/2001(1) voorziet in afzonderlijke bevoegdheidsregels voor individuele arbeidsovereenkomsten. Volgens deze bepalingen kan een werknemer, indien hij of zij verweerder is in een geschil, enkel in de lidstaat van zijn woonplaats worden gedaagd. Afwijkingen worden streng gereglementeerd. Arbeidsrecht, sociaal verzekeringsrecht en fiscaal recht zijn cruciaal voor de inhoudelijke rechterlijke beoordeling van arbeidsgeschillen, maar worden gekenmerkt door fundamentele verschillen tussen de lidstaten van de Unie.

Kan de Commissie begrip op brengen voor de vrees dat verordening nr. 44/2001 verhindert, of op zijn minst bemoeilijkt, dat een rechter adequaat en binnen een redelijk tijdsbestek oordeelt in een geschil met betrekking tot een arbeidsovereenkomst opgesteld volgens het recht van een andere lidstaat?

Gaat de Commissie ermee akkoord dat het inwinnen van informatie door een rechter, hetzij in het eigen land, hetzij bij een rechter in het land waar de werkzaamheden door de werknemer worden verricht, leidt tot hoge kosten en grote vertragingen in de rechtsgang?

Kan er onder de huidige regelgeving op een eenvoudige en snelle wijze voor gezorgd worden dat een geschil wordt beslecht door een rechter die vertrouwd is met het recht dat toepasselijk is op de overeenkomst, zijnde een rechter in het land waar de werkzaamheden worden verricht?

Ziet de Commissie een mogelijkheid om in de toekomst initiatieven te nemen om voor deze situatie een adequate oplossing te bieden?

(1) PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1.

Antwoord van de heer Vitorino namens de Commissie

(10 juli 2002)

Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken is op 1 maart 2002(1) in werking getreden. De bepalingen van Hoofdstuk II, Afdeling 5, betreffende de arbeidsovereenkomst ervan werden precies gewijzigd om de zwakste partij te beschermen door middel van bevoegdheidsregels die gunstiger zijn voor haar belangen dan de algemene regels uit hoofde waarvan eerder zou worden gekozen voor een rechter dichter bij de werkgever. In artikel 20 wordt derhalve bepaald dat de vordering van de werkgever tegen de werknemer slechts kan worden gebracht voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de werknemer woonplaats heeft. De werkgever kan daarentegen door de werknemer worden opgeroepen voor de gerechten van de lidstaat waar hij woonplaats heeft of, in een andere lidstaat, voor het gerecht van de plaats waar de werknemer gewoonlijk werkt of voor het gerecht van de laatste plaats waar hij gewoonlijk heeft gewerkt.

Aangezien het om toepasselijk recht gaat, wordt in het Verdrag van Rome van 19 juni 1980, dat alle lidstaten bindt, bepaald dat de geadieerde rechter het door de partijen gekozen recht toepast. Deze keuze mag echter niet betekenen dat de werknemer in beginsel de bescherming wordt ontnomen die hem wordt gewaarborgd door de bindende bepalingen van de wet van de plaats waar hij gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht. Bij gebrek aan keuze is het toepasselijk recht dat van

het land waar de werknemer gewoonlijk werkt. Er bestaat dus in grensoverschrijdende situaties die enkel door Verordening nr. 44/2001 worden bestreken, een bepaalde dissociatie tussen het toegepaste recht en het recht van het gerecht waarbij de zaak is aangebracht. Deze oplossing is echter gerechtvaardigd omdat, enerzijds, moet worden gewaarborgd dat alle werknemers van eenzelfde onderneming aan hetzelfde recht worden onderworpen en, anderzijds, omdat de wetgeving op de plaats waar de werknemer werkt en met name de bindende beschermende bepalingen daarvan, de nauwste banden hebben met het geschil. Ter informatie wordt echter erop gewezen dat de Commissie momenteel een groenboek voorbereidt over de modernisering en de omzetting van het Verdrag van Rome in een communautair instrument. Het is niet uitgesloten dat de bepalingen van dit verdrag betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt onderworpen aan een kritische evaluatie.

Voorts wordt in artikel 73 van deze verordening bepaald dat de Commissie uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding ervan bij het Europees Parlement een verslag zal indienen over de toepassing van de verordening. Hoewel tijdens de onderhandelingen niet werd gewezen op de door het geachte parlementslid omschreven situatie, die reeds bestond op het ogenblik van de goedkeuring van Verordening nr. 44/2001 door de Raad, en in dat verband ook geen amendementen werden ingediend, zou de Commissie deze situatie kunnen onderzoeken bij de opstelling van dit verslag wanneer, in het licht van de toepassing ervan in de lidstaten, blijkt dat de door het geachte parlementslid genoemde artikelen van deze verordening moeilijkheden opleveren, met name wat betreft de hogere procedurekosten.

De Commissie is derhalve niet voornemens om in deze fase een herziening voor te stellen van de pas in werking getreden Verordening (EG) nr. 44/2001.

(1) PB L 12 van 16.1.2001.

Top