Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 92002E001135

    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1135/02 van Stavros Xarchakos (PPE-DE) aan de Commissie. Meningen van commissaris Patten over Albanië.

    PB C 110E van 8.5.2003, p. 12–13 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    European Parliament's website

    92002E1135

    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1135/02 van Stavros Xarchakos (PPE-DE) aan de Commissie. Meningen van commissaris Patten over Albanië.

    Publicatieblad Nr. 110 E van 08/05/2003 blz. 0012 - 0013


    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1135/02

    van Stavros Xarchakos (PPE-DE) aan de Commissie

    (22 april 2002)

    Betreft: Meningen van commissaris Patten over Albanië

    Commissaris Patten heeft op 26 maart 2002 in zijn antwoord op mijn vraag E-0331/02(1) de originele mening verkondigd dat geen sprake kan zijn van vervolging van de Griekse minderheid in Albanië, en dat dit land blijk geeft van een geest van samenwerking bij minderheidsvraagstukken. Hij zei verder dat er twee Griekstalige lycea zijn (waarbij hij zei die inlichting tot zijn genoegen te kunnen verschaffen ), hetgeen onvoorstelbaar is als men bedenkt dat de Griekse minderheid 400 000 mensen telt en tientallen jaren lang het slachtoffer is geweest van wrede vervolging door alle Albanese regimes.

    De situatie in Albanië blijkt echter niet zo idyllisch te zijn als commissaris Patten deze afschildert. Op 4 april 2002 heeft de Commissie haar Jaarverslag over de stabilisatie en het associatieproces in Zuid-Oost-Europa gepubliceerd (bulletinAgence Europe van 05.04.02, blz. 10), waarin de Commissie kenbaar maakt dat de situatie in Albanië allesbehalve tevredenstellend is. Zo zegt zij dat conflictueuze praktijken de overhand hebben en het individueel belang boven het openbaar belang wordt gesteld, de verkiezingen in geen enkel opzicht beantwoorden aan de internationale maatstaven, de wet zelden wordt toegepast, het bestuur te kort schiet en corrupt is en corruptie en georganiseerde misdaad aan de orde van de dag zijn. Aan een dergelijk land heeft de Commissie sedert 1991 in totaal 1 miljard euro gegeven, zoals de heer Patten mij in zijn schriftelijk antwoord liet weten, waarbij hij bovendien nog vermeldde voldaan te zijn over het gebruik daarvan.

    Is de commissaris op de hoogte van de inhoud van de door zijn diensten opgesteld verslag? Wat is zijn commentaar op het overduidelijke beeld van Albanië dat in het verslag wordt gegeven? Naar welke gebieden is die 1 miljard euro gegaan en welke projecten zijn daarmee gefinancierd? Welk deel van dit bedrag is het zuidelijk gedeelte van het land ten goede gekomen, waar duizenden leden van de Griekse minderheid wonen, en welke projecten zijn daar gefinancierd? Is hij voldaan over het bestaan van 2 Griekstalige lycea in een land met een Griekse minderheid van honderdduizenden mensen? Hoe kan een eind worden gemaakt aan het geweld en de fraude die elke verkiezing in Albanië kenmerken (zoals ook door de Commissiediensten wordt vastgesteld)? Zal eindelijk een band worden gelegd tussen de eerbiediging van de mensenrechten in landen zoals Albanië en de verstrekking van financiële middelen door de EU? Waarom werd in totaal 1 miljard euro gegeven, terwijl dit land zich aan zulke ernstige schendingen schuldig maakt?

    (1) PB C 52 E van 6.3.2003, blz. 4.

    Antwoord van de heer Patten namens de Commissie

    (4 juni 2002)

    De Commissie wenst er op te wijzen dat zij in haar antwoord op schriftelijke vraag E-0331/02 van het geachte parlementslid er duidelijk op heeft gewezen dat, volgens de beschikbare gegevens, in Albanië ongeveer 30 lagere scholen, 40 middelbare scholen en 2 hoge scholen onderwijs verstrekken in het Grieks. Wat de omvang van de Griekse minderheid in Albanië betreft, wenst de Commissie er op te wijzen dat de door het geachte parlementslid gesitueerde cijfers sterk afwijken van de officiële statistieken volgens welke de Griekse minderheid ongeveer 50 000 mensen telt.

    De Commissie heeft nooit een idyllisch beeld van de situatie in Albanië opgehangen. Onder de leiding van het voor de buitenlandse betrekkingen verantwoordelijke commissielid, heeft zij daarentegen onder meer in haar verslag over het stabilisatie- en associatieproces van april 2002 duidelijk gewezen op de ernstige problemen waarmee het land wordt geconfronteerd op het gebied van politieke cultuur, verkiezingen, tenuitvoerlegging van het wettelijk kader, bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad, enzovoorts. Samen met andere internationale partners en de afzonderlijke lidstaten blijft de Commissie Albanië sterk aansporen om echte vorderingen te maken op deze gebieden die van cruciaal belang zijn voor een grotere toenadering tot de Unie.

    Wat de mensenrechten en de bescherming van minderheden betreft, is bovengenoemd verslag evenwichtig en billijk en sluit het aan bij vroegere verklaringen van de Commissie.

    Sedert het begin van het hervormingsproces hebben de Gemeenschap, de lidstaten, belangrijke internationale financiële instellingen (Wereldbank, Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO), de Europese Investeringsbank (EIB) ) en andere landen steun verleend aan Albanië om de fundamentele en ernstige problemen waarmee het te kampen heeft aan te pakken. Tijdens die periode werd de uitvoering van de projecten tijdelijk opgeschort telkens wanneer dit op grond van de sociale en politieke situatie verantwoord was. De Commissie is van oordeel dat de mensenrechtensituatie in Albanië op dit ogenblik de stopzetting van de aan dat land verstrekte steun niet zou rechtvaardigen.

    De door de Gemeenschap gefinancierde projecten waren over het algemeen op het land in zijn geheel gericht (de steun aan de vluchtelingen uit Kosovo in het noorden vormt daarop een uitzondering). De steun had betrekking op een groot aantal gebieden, waaronder humanitaire hulp, macro-financiële steun, infrastructuur, landbouw, gezondheidszorg, onderwijs, hervorming van de overheidsdiensten, het gerechtelijk apparaat en de rechtshandhavingsinstanties, democratie en mensenrechten en grensoverschrijdende samenwerking. Belangrijk is dat alle door de Gemeenschap gesteunde projecten voor onderzoek aan de lidstaten worden voorgelegd en dat pas nadat zij zijn goedgekeurd het programma voor financiering wordt ingediend.

    In het zuiden van het land zijn een aantal projecten ten uitvoer gelegd. Enkele belangrijke voorbeelden zijn de watervoorzieningsinfrastructuur in Gjirokaster, afvalwaterzuivering en riolering in Saranda, de grensovergang van Kakavija en de toegangsweg vanuit Gjirokaster, de grensovergang van Tri Urat en de toegangsweg (moet in augustus klaar zijn), de weg Korca-Kapsthice en de grensovergang Kapsthice (moet in juni 2002 klaar zijn), evenals de grensovergang van Konispoli in samenwerking met de Griekse regering. De Commissie werkt bovendien samen met de Griekse regering aan de grensovergang van Konispoli.

    De Commissie heeft ook projecten gefinancierd die tot doel hebben verschillende etnische groepen meer bij het lokale besluitvormingsproces te betrekken en de betrekkingen tussen die groepen te verbeteren (project voltooid in de regio Saranda en een project voor de oprichting van een waarnemingscentrum voor interetnische betrekkingen in uitvoering in het zuiden van Albanië).

    Top