This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 92002E000110
WRITTEN QUESTION E-0110/02 by Patricia McKenna (Verts/ALE) to the Commission. Free movement of workers in the EU.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0110/02 van Patricia McKenna (Verts/ALE) aan de Commissie. Vrij verkeer van werknemers in de EU.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0110/02 van Patricia McKenna (Verts/ALE) aan de Commissie. Vrij verkeer van werknemers in de EU.
PB C 229E van 26.9.2002, p. 56–56
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0110/02 van Patricia McKenna (Verts/ALE) aan de Commissie. Vrij verkeer van werknemers in de EU.
Publicatieblad Nr. 229 E van 26/09/2002 blz. 0056 - 0056
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0110/02 van Patricia McKenna (Verts/ALE) aan de Commissie (29 januari 2002) Betreft: Vrij verkeer van werknemers in de EU Onlangs ben ik door een Ierse staatsburger die in Brussel werkt benaderd met de mededeling dat hij van de politie het bevel had ontvangen België per 7 januari 2002 te verlaten. De man werkt bij een in België geregistreerd bedrijf. Het enige waaraan hij zich schuldig heeft gemaakt, is dat hij vergeten is een formulier met de attestation patronale (bewijs dat hij werk heeft) voor de lange termijn bij zijn gemeente in te dienen. (Hij had het jaar daarvoor een soortgelijk formulier ingediend waarop hem een verblijfsvergunning voor zes maanden werd verstrekt die dientengevolge op 17 december 2001 afliep). Hoewel de zaak intussen kennelijk is geregeld, doen de omstandigheden waaronder dit gebeurde ernstige twijfels rijzen aan de mate waarin België zich gebonden acht aan het beginsel van vrij verkeer van werknemers. Is de Commissie met mij van mening dat dergelijke bevelen, indien duidelijk geen misdadige handelingen zijn gepleegd, haaks staan op de diverse overeenkomsten inzake het vrij verkeer van werknemers in de Europese Unie? Is het haar bekend of in andere lidstaten dergelijke bevelen worden gegeven en, zo ja, welke maatregelen overweegt zij om ervoor te zorgen dat hieraan een eind wordt gemaakt. Is zij bereid er bij de Belgische instanties op aan te dringen dat zij hun wetgeving wijzigen zodat de Belgische politie een burger van een lidstaat niet langer het bevel kan geven een andere lidstaat te verlaten? Antwoord van de heer Vitorino namens de Commissie (28 februari 2002) Werknemers die burgers van de Unie zijn, hebben het recht om te verblijven in de lidstaat waar ze werken. Dit recht wordt rechtstreeks verleend door het EG-Verdrag. In de verblijfsvergunning wordt dit verblijfsrecht slechts vastgesteld. Overigens dient opgemerkt te worden dat het vrije verkeer van burgers binnen de Europese Unie geen absoluut recht is, maar onderworpen is aan voorwaarden. Wanneer een burger van de Unie niet aan alle door het communautaire recht gestelde voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor verblijfsrecht in een andere lidstaat dan die waarvan hij de nationaliteit heeft, kan het gastland de persoon in kwestie vragen het grondgebied te verlaten. Overigens kan het feit dat niet voldaan is aan alle wettelijk verplichte formaliteiten met betrekking tot het verblijf van buitenlanders (in dit geval het overleggen van een werkgeversverklaring) alleen geen reden zijn voor een verwijderingsbesluit(1). Een dergelijke situatie moet duidelijk onderscheiden worden van een verwijdering (uitzetting) van een burger van de Unie uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid(2). Alleen de Belgische wetgeving voorziet in de uitvaardiging van een bevel om het grondgebied te verlaten wanneer de burger van de Unie niet binnen de vijf maanden waarin zijn bewijs van inschrijving geldig is, de vereiste bewijsstukken heeft overgelegd voor het vaststellen van zijn recht om in België te verblijven. Op 7 mei 2001 heeft de Commissie contact opgenomen met de Belgische autoriteiten over de bevelen aan burgers van de Unie om het grondgebied te verlaten. De Belgische regering heeft geantwoord bij brief van 24 juli 2001. De Commissie is van plan hierover een met redenen omkleed advies aan België te sturen. (1) Arrest van het Hof van Justitie van 8 april 1976 in de zaak 48-75, Royer, Jurispr. p. 497, punt 38. (2) Richtlijn 64/221/EEG van de Raad van 25 februari 1964 voor de coördinatie van de voor vreemdelingen geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van verplaatsing en verblijf, die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid, PB B 56 van 4.4.1964.