Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 92001E002110

    SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2110/01 van Olivier Dupuis (TDI) aan de Raad. Georgië/Tsjetsjenië: kwesties Russo en Robrillard.

    PB C 81E van 4.4.2002, p. 109–110 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    European Parliament's website

    92001E2110

    SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2110/01 van Olivier Dupuis (TDI) aan de Raad. Georgië/Tsjetsjenië: kwesties Russo en Robrillard.

    Publicatieblad Nr. 081 E van 04/04/2002 blz. 0109 - 0110


    SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2110/01

    van Olivier Dupuis (TDI) aan de Raad

    (12 juli 2001)

    Betreft: Georgië/Tsjetsjenië: kwesties Russo en Robrillard

    Op 16 oktober 2000 is Antonio Russo, correspondent van Radio Radicale (Italië) die de verslaggeving over de oorlog in Tsjetsjenië vanuit de stad Tbilisi verzorgde, vermoord aangetroffen op enige kilometers afstand van de hoofdstad van Georgië. Ondanks talrijke dringende verzoeken zijn sindsdien geen feiten naar voren gekomen die opheldering kunnen verschaffen over de omstandigheden van zijn dood of de identiteit van zijn moordenaars. Onlangs is aan het licht gekomen dat Jan Robrillard (Fransman), juridisch adviseur inzake mensenrechten bij de missie van de OVSE in Tbilisi, op 28 november 2000 enige weken na de moord op Antonio Russo dood is aangetroffen in zijn appartement. Volgens de resultaten van het onderzoek zou hij door een gaslek om het leven zijn gekomen. Overigens schenen Antonio Russo en Jan Robrillard zich volgens goed ingelichte personen te kennen en met elkaar om te gaan.

    Gezien deze samenloop van omstandigheden, die op zijn zachtst gezegd verontrustend is, mag verondersteld worden dat Antonio Russo zijn videocassettes en documenten aan Jan Robrillard had toevertrouwd, opdat deze zorg zou dragen voor de bewaring, vertaling en verspreiding ervan. Antonio

    Russo had nl. enige dagen voor zijn dood in Tbilisi in een telefoongesprek aan zijn moeder verteld dat hij in het bezit was van verschrikkelijke en onweerlegbare bewijzen betreffende de gewelddaden en moorden die door de strijdkrachten van de Russische Federatie in Tsjetsjenië zijn gepleegd en betreffende het gebruik door deze strijdkrachten van wapens die bij de verdragen van Genève zijn verboden. Deze bewijzen zijn niet teruggevonden in de woning van Antonio Russo in Tbilisi.

    Is de Raad op de hoogte van deze feiten? Beschikt de Raad over precieze informatie over de onderzoeken die zijn ingesteld naar de dood van Jan Robrillard en over de conclusies ervan? Zo ja, welke initiatieven heeft de Raad genomen, ook in samenwerking met de autoriteiten van Georgië, Frankrijk en Italië, om een eventueel verband tussen deze twee kwesties vast te stellen en bijgevolg volledige opheldering over deze twee kwesties te verkrijgen?

    Antwoord

    (27 november 2001)

    Met diep leedwezen heeft de Raad kennis genomen van het te vroege heengaan van Antonio Russo en Jan Robrillard. Zij hadden beiden gekozen voor belangrijke en moeilijke werkterreinen en blijk gegeven van hun grote inzet. Beiden dwongen zonder enige twijfel het respect van hun collega's af.

    In de maanden na het bekend worden van beide sterfgevallen heeft de Raad zijn vertrouwen gesteld in de Italiaanse, Franse en Georgische politie om de omstandigheden van hun dood te onderzoeken. Vertegenwoordigers van de lidstaten in Tbilisi en de delegatie van de Commissie aldaar blijven de zaak op de voet volgen, maar tot nog toe heeft de Raad geen gedetailleerde informatie over het verloop of de uitkomst van het onderzoek ontvangen.

    Het is zeker niet aan de Raad om commentaar te leveren op geruchten of speculaties.

    Vast staat dat de Raad zich publiekelijk uitspreekt tegen geweld jegens journalisten en voor de vrijheid van de media. In de afgelopen maanden heeft het de Raad helaas niet aan gelegenheden ontbroken om opnieuw te wijzen op het engagement dat hij ten aanzien van deze kwesties is aangegaan.

    Zolang er in verschillende landen sprake blijft van gewelddadige incidenten tegen journalisten en beperkingen van de vrijheid van de media, zal de Raad alle in het kader van de politieke dialoog voor hem openstaande kanalen gebruiken om de aandacht te vestigen op dergelijke misstanden en druk uitoefenen opdat er een eind aan wordt gemaakt.

    Top