EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 92001E001789

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1789/01 van Jaime Valdivielso de Cué (PPE-DE) aan de Commissie. Consumentenbescherming.

PB C 81E van 4.4.2002, p. 59–60 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

European Parliament's website

92001E1789

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1789/01 van Jaime Valdivielso de Cué (PPE-DE) aan de Commissie. Consumentenbescherming.

Publicatieblad Nr. 081 E van 04/04/2002 blz. 0059 - 0060


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1789/01

van Jaime Valdivielso de Cué (PPE-DE) aan de Commissie

(19 juni 2001)

Betreft: Consumentenbescherming

Onlangs heeft de Commissie enkele onderzoeken voltooid naar het niveau van heffingen op kleine overboekingen tussen landen van de Europese Unie.

De resultaten laten niets aan duidelijkheid te wensen over: gemiddeld worden overboekingen met 17 % belast en komen zij 10 keer duurder uit dan een binnenlandse overboeking.

Welke maatregelen zullen worden genomen, en op welke termijn, om deze wantoestand te verhelpen?

Wanneer worden de tarieven van overboekingen binnen de landen van de EMU gelijkgetrokken met de binnenlandse tarieven?

Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie

(20 september 2001)

Het geachte parlementslid wijst er terecht op dat vroegere, recente en lopende onderzoeken geen werkelijke daling van de bankkosten voor grensoverschrijdende overmakingen van kleine bedragen te zien geven.

De Commissie heeft zich tot politiek doel gesteld ervoor te zorgen dat de provisies voor grensoverschrijdende en binnenlandse overmakingen worden gelijkgetrokken. De Commissie heeft dit bij verschillende gelegenheden herhaald, bijvoorbeeld in de mededeling Retailbetalingen in de interne markt van januari 2000, in het antwoord van de Commissie Interne Markt, belastingen en douane-unie op het Verslag-Peijs in het Parlement op 26 oktober 2000, op de rondetafelconferentie van de Commissie over de totstandbrenging van een eengemaakte ruimte voor betalingen op 9 november 2000 en in het verslag over de voorbereidingen voor de invoering van de eurobankbiljetten en -muntstukken van 3 april 2001.

De Commissie is steeds van oordeel geweest dat de vaststelling van kosten en provisies aan de vrije concurrentie en de marktkrachten moet worden overgelaten en dat de Europese wetgeving er niet op mag gericht zijn de prijzen te reguleren. Daarom dringt de Commissie er reeds meer dan tien jaar bij de banksector op aan om de nodige investeringen te doen in efficiënte en geautomatiseerde (dus goedkopere) grensoverschrijdende betalingssystemen. De Commissie erkent dat de banksector inspanningen levert om goedkopere grensoverschrijdende betalingen aan hun klanten te kunnen aanbieden, in het bijzonder wat de invoering van het internationale bankrekeningnummer (IBAN) en de bankidentificatiecode (BIC) betreft.

Aangezien alle vroegere niet-wetgevende inspanningen om de kosten van grensoverschrijdende betalingen te reduceren vrijwel zonder resultaat bleven, heeft de Commissie op 25 juli 2001 een voorstel voor een verordening inzake de kosten van grensoverschrijdende betalingen(1) goedgekeurd. Het voorstel voor een verordening is erop gericht de kosten van in euro luidende grensoverschrijdende betalingen tot een bedrag van 50 000 zodanig te verlagen dat zij tegen respectievelijk 1 januari 2002 (voor elektronische betalingstransacties) en 1 januari 2003 (voor grensoverschrijdende overmakingen en cheques) gelijk zijn aan die welke op nationaal niveau voor soortgelijke betalingen in rekening worden gebracht.

De Commissie is zich ervan bewust dat de banksector wordt geconfronteerd met allerlei kostbare externe belemmeringen en verplichtingen die op dit ogenblik tenminste gedeeltelijk het bestaande kostenverschil veroorzaken. De voorgestelde verordening omvat maatregelen om deze belemmeringen weg te nemen.

(1) COM(2001) 439 def.

Top