Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 92001E001139

    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1139/01 van Edward McMillan-Scott (PPE-DE) aan de Commissie. Fraude binnen de Eenheid toerisme van de Commissie.

    PB C 81E van 4.4.2002, p. 12–13 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    European Parliament's website

    92001E1139

    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1139/01 van Edward McMillan-Scott (PPE-DE) aan de Commissie. Fraude binnen de Eenheid toerisme van de Commissie.

    Publicatieblad Nr. 081 E van 04/04/2002 blz. 0012 - 0013


    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1139/01

    van Edward McMillan-Scott (PPE-DE) aan de Commissie

    (10 april 2001)

    Betreft: Fraude binnen de Eenheid toerisme van de Commissie

    Heeft de Commissie het geld ontvangen dat de heren Tzoanos en Chatillon haar verschuldigd zijn op grond van de uitspraken die Franse rechters afgelopen herfst hebben gedaan in de zaak over fraude binnen de Eenheid toerisme van de Commissie?

    Zo nee, welke stappen onderneemt de Commissie om ervoor te zorgen dat deze betaling plaatsvindt?

    Welke tuchtrechtelijke maatregelen heeft de Commissie genomen ten aanzien van ambtenaren binnen de instelling die bewust of onbewust de fraude in de Eenheid toerisme hebben toegelaten waarvoor de heren Tzoanos en Chatillon vorig jaar door de Franse rechter zijn veroordeeld?

    Over welke informatie beschikt de Commissie die kan verklaren waarom het zo lang duurt voordat de rechter zich buigt over de zaak die aan de Belgische rechter zou worden voorgelegd in verband met de beschuldigingen van fraude door de heren Tzoanos en Chatillon in de Eenheid toerisme?

    Waarom had de onlangs in Frankrijk beëindigde rechtszaak over fraude in de Eenheid toerisme geen betrekking op het Europees Jaar van het Toerisme en de handelingen van personen binnen en buiten de Commissie die bij de zaak betrokken zouden zijn geweest?

    Heeft de Commissie stappen ondernomen en zo ja, welke om de heer Tzoanos zijn pensioen te ontnemen na zijn veroordeling door de Franse rechter wegens fraude in de Eenheid toerisme?

    Welke tuchtrechtelijke maatregelen wil de Commissie nemen ten aanzien van voormalige en huidige personeelsleden die betrokken waren bij de gebeurtenissen rond de heer Tzoanos, die het onderwerp vormden van het arrest van het Europese Hof van Justitie tegen de Commissie in de zaak-IPK?

    Aanvaardt de Commissie, nu voor een Franse rechtbank is aangetoond dat begin jaren '90 fraude bij de Eenheid toerisme voorkwam, dat de verklaringen van diverse leden van de Commissie voor het Europees Parlement waarin zij het bestaan van fraude ontkenden, volstrekt onjuist waren? Zal zij op passende wijze haar dank betuigen aan de personen die, soms met enig gevaar voor hun carrière, de frauduleuze activiteiten van de heren Tzoanos en Chatillon en de pogingen van hooggeplaatste personeelsleden van de Commissie om de gebeurtenissen te ontkennen, in de openbaarheid hebben gebracht?

    Antwoord van de heer Kinnock namens de Commissie

    (12 september 2001)

    In verband met de fraude bij de Eenheid Toerisme van de Commissie is nog steeds een zaak in hoger beroep aanhangig bij de Parijse Rechtbank van eerste aanleg (Tribunal de première instance de Paris). Volgens de Franse wetgeving kan de uitspraak in deze zaak van invloed zijn op het vonnis in de zaak van beide betrokken ambtenaren, ook al heeft een van hen geen beroep ingesteld. Het eerder gewezen vonnis kan derhalve nog niet als een onherroepelijke beslissing worden beschouwd. Dat voor een Franse rechtbank zou zijn aangetoond dat begin jaren '90 fraude bij de Eenheid toerisme voorkwam, zoals de geachte afgevaardigde in zijn laatste vraag stelt, moet dus nog in beroep worden bevestigd.

    Om te garanderen dat de verschuldigde bedragen worden betaald zodra een onherroepelijk vonnis is gewezen, heeft de Commissie, die zich in deze zaak burgerlijke partij heeft gesteld, bij de Belgische rechterlijke instanties een verzoek ingediend om, wat betreft de ambtenaar die primair verantwoordelijk wordt geacht, de betaling van de pensioenbedragen te blokkeren, zodat deze kunnen worden ingevorderd, afhankelijk van de uitspraak van de Rechtbank van eerste aanleg in Parijs. Op die manier kan al een gedeelte van de verschuldigde bedragen worden gerecupereerd. Op 28 juni 2001 gaf de Brusselse rechtbank van eerste aanleg toestemming om het gevraagde bedrag van 1 150 000 te blokkeren. Met het vooronderzoek in het kader van de procedure in beroep in Parijs is in januari 2001 begonnen en er wordt vóór het einde van het jaar geen uitspraak verwacht. Andere maatregelen met het oog op de recuperatie van het volledige bedrag kunnen pas worden genomen zodra een onherroepelijk vonnis is gewezen. Dan zal de Commissie de verschillende aspecten van deze aangelegenheid bestuderen en nagaan of artikel 22 van het statuut van toepassing is.

    Wat de procedure voor de Rechtbank van eerste aanleg van Parijs betreft, kan de Commissie bevestigen dat de projecten die in het kader van het Europees jaar van het toerisme (EJT) zijn gefinancierd, niet bij dit strafgeding zijn betrokken, maar dat de procedure uitsluitend projecten van het daaropvolgende Actieplan van de Gemeenschap op het gebied van het toerisme betreft. Wel zijn in 1996 gedetailleerde gegevens over de EJT-projecten aan de Franse overheidsinstanties en aan de Franse Rekenkamer verstrekt, alsmede werkdocumenten en opmerkingen van de Europese Rekenkamer in dit verband. Tot nu toe zijn bij de Franse rechterlijke instanties geen officiële klachten in verband met deze projecten ingediend. Zodra bekend was dat deze instanties over bovengenoemde gegevens en documenten beschikten, heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) de instanties die met het strafgeding waren belast, verzocht deze elementen mede in aanmerking te nemen. De rechterlijke instanties hebben dat evenwel niet gedaan, en voerden daarbij aan dat de betrokken feiten verjaard waren en dat zij geen verband hielden met de te behandelen zaak (die uitsluitend het Actieplan op het gebied van het toerisme betreft).

    Overeenkomstig de verbintenis die de Commissie in haar verslag aan het Parlement en de Rekenkamer in juli 1998 is aangegaan, gaan de diensten van de Commissie door met het berekenen van de exacte bedragen die van de begunstigden van de EJT-projecten moeten worden teruggevorderd; alle belangrijke gegevens ter zake zullen te zijner tijd aan de Officier van Justitie in Parijs worden meegedeeld.

    In het kader van deze zaak heeft de Commissie verschillende tuchtprocedures ingeleid. Een aantal van deze procedures heeft echter betrekking op feiten die (cfr. supra) aanleiding hebben gegeven tot strafrechtelijke vervolging in Frankrijk; krachtens het statuut moesten deze procedures worden opgeschort totdat de bevoegde rechtbanken een onherroepelijk vonnis hebben gewezen. De tuchtprocedures die feiten betreffen die niet in bovengenoemde strafzaken worden behandeld, zijn inmiddels afgewikkeld en beide ambtenaren zijn ontslagen. Het beroep dat is ingesteld door de ambtenaar die primair verantwoordelijk wordt geacht, is eerst door het Gerecht van eerste aanleg en vervolgens door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verworpen.

    In verband met de vragen van de geachte afgevaardigde waarom de rechtszaak in België zo lang aansleept en waarom de rechtszaak in Frankrijk geen betrekking had op EJT-projecten, moet de Commissie erop wijzen dat de Instelling verplicht is de soevereiniteit van de lidstaten te respecteren en dat alleen de nationale rechter bevoegd is om het voorwerp van strafrechtelijke vervolging te bepalen.

    De recente zaak betreffende het IPK-project, waarnaar de geachte afgevaardigde verwijst, is nog steeds aanhangig voor het Hof van Justitie.

    De Commissie is van mening dat de verplichting om onregelmatigheden te melden moet worden gezien in het kader van de loyaliteitsplicht die de ambtenaar tegenover zijn werkgever heeft. Zij is het met de geachte afgevaardigde eens dat ambtenaren die dergelijke onregelmatigheden via de wettelijke kanalen in de openbaarheid brengen, geen nadelige gevolgen van hun loyale houding mogen ondervinden. Daarom heeft de Commissie in 1999 verbeteringen aangebracht in de regeling die geldt voor het klokkenluiden: er komen veilige en doeltreffende kanalen om ernstige wanpraktijken te melden en de klokkenluider moet worden beschermd. Een van de voorstellen die de Commissie in het kader van de hervorming van haar diensten ter bestudering aan de diverse organen heeft voorgelegd, strekt er overigens toe deze regeling nog verder te verfijnen en uit te breiden.

    Top