92001E1132

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1132/01

van Alexandros Alavanos (GUE/NGL) aan de Commissie

(10 april 2001)

Betreft: Oprichting van een nieuw EOGFL-betaalorgaan in Griekenland

Bij wet 2892/9.3.2001 heeft de Griekse regering een nieuw betaalorgaan opgericht dat belast wordt met de betalingen in verband met de programma's in het kader van het EOGFL-afdeling Garantie, zoals vermeld in het programmeringsdocument voor de landbouwontwikkeling, met name betalingen op het gebied van compenserende vergoeding, vervroegde uittreding, milieumaatregelen in de landbouw en herbebossing. Als reden voor de oprichting van dit nieuwe betaalorgaan is aangevoerd dat de Commissie eist dat de betrokken bedragen aan de begunstigden worden uitbetaald.

Kan de Commissie de volgende vragen beantwoorden:

1. Ook al is de lidstaat bevoegd voor de oprichting van betaalorganen, de Commissie heeft zich uitgesproken voor een zo klein mogelijk aantal betaalorganen. Is het beleid van de Commissie veranderd en steunt zij nu de oprichting van afzonderlijke betaalorganen voor activiteiten die via het ontwikkelingsprogramma voor de landbouw worden gefinancierd?

2. In welke andere landen van de EU zijn afzonderlijke betaalorganen voor deze activiteiten opgericht?

3. Gelden voor dit nieuwe betaalorgaan in Griekenland de bepalingen van verordening (EG) nr. 1663/95(1)? Moet er ook een coördinatieorgaan worden ingesteld?

4. De bevoegdheid voor de betaling van compenserende vergoedingen ligt overeenkomstig artikel 15 van wet 2637/98 bij het Betaalorgaan voor controle op communautaire oriëntatie- en garantiesteun en hierin is geen verandering gekomen. Kunnen er twee betaalorganen zijn met dezelfde, bij wet geregelde bevoegdheden?

(1) PB L 158 van 8.7.1995, blz. 6.

Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie

(23 mei 2001)

De Commissie is op 25 september 2000, tijdens een controlebezoek, door de Griekse autoriteiten ingelicht over de aanstaande oprichting van een nieuw betaalorgaan in Griekenland in plaats van Gedidagep. Dit nieuwe betaalorgaan zou met ingang van 1 januari 2001 verantwoordelijk zijn voor alle bestaande en nieuwe, door het Europees oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, gefinancierde maatregelen.

De oprichting van dit nieuwe orgaan valt onder de bevoegdheid van de bevoegde nationale instantie (artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1663/95 van de Commissie van 7 juli 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad aangaande de procedure inzake de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, afdeling Garantie(1)).

De Commissie heeft ten aanzien van het huidige betaalorgaan bepaalde opmerkingen gemaakt en waarschuwingen geformuleerd die het ter harte moet nemen als het wil voortbestaan als door de lidstaat erkend betaalorgaan.

Het aantal betaalorganen per lidstaat is bepaald in artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid(2).

Tot dusverre is nog nergens een apart betaalorgaan opgericht voor maatregelen inzake plattelandsontwikkeling.

Bij iedere oprichting van een nieuw betaalorgaan moet dit nieuwe orgaan voor alle landbouwmaatregelen, ongeacht de aard ervan, alle bepalingen van Verordening (EG) nr. 1663/95 toepassen.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1258/1999 en artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1663/95 voorzien in een enkele coördinerende instantie voor zover meer dan één betaalorgaan wordt erkend.

De Commissie benadrukt dat in een lidstaat onmogelijk twee betaalorganen met dezelfde juridische bevoegdheden naast elkaar kunnen bestaan. Bij de oprichting van ieder nieuw betaalorgaan moet namelijk worden voldaan aan de voorwaarden die onder andere zijn vastgelegd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1663/95. Tot 15 oktober 2001 blijft Gedidagep het enige erkende betaalorgaan.

(1) PB L 158 van 8.7.1995.

(2) PB L 160 van 26.6.1999.