92001E0879

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0879/01

van Ioannis Marínos (PPE-DE) aan de Commissie

(27 maart 2001)

Betreft: Nationalisatie van bezittingen van EU-onderdanen in Ethiopië en financiële steun van de Unie

In 1974-75 werden in Ethiopië zonder enige schadevergoeding of verbintenis van de staat de eigendommen genationaliseerd van de buitenlanders die er woonden. Tot de genationaliseerde eigendommen behoorden zowel onroerende (fabrieken, winkels, woningen, percelen grond, enz.) als roerende goederen (bankrekeningen, e.a.) die aan communautaire onderdanen toebehoorden. Veel slachtoffers waren Griekse, Nederlandse, Franse en Italiaanse burgers die illegaal van hun bezittingen werden beroofd door het communistische regime van Mengistu Haile Mariam.

Momenteel verleent de Europese Unie financiële steun aan de hervormingen in Ethiopië en moedigt zij dit land aan om haar economie open te stellen en privatiseringen door te voeren. Naar verluidt zou een deel van de geplande privatiseringen echter betrekking hebben op fabrieken en andere eigendommen die aan communautaire burgers toebehoorden en na 1974-75 via verdachte procedures van het toenmalige regime verbeurd werden verklaard.

Kan de Commissie het totale bedrag meedelen dat de Unie aan Ethiopië heeft gegeven? Wat is het standpunt van de Commissie ten aanzien van de verbeurd verklaarde eigendommen van de communautaire onderdanen? Werd bij de onderhandelingen over het verlenen van communautaire steun na 1991-92, toen Mengistu het land verliet, rekening gehouden met de nationalisering van deze eigendommen? Is de nieuwe Ethiopische regering van plan de EU-burgers wier eigendommen werden genationaliseerd te vergoeden of hen hun bezittingen terug te geven? Wat denkt de Commissie te ondernemen om ervoor te zorgen dat de communautaire onderdanen wier eigendommen door het vorige Ethiopische regime verbeurd werden verklaard, werkelijk genoegdoening krijgen?

Antwoord van de heer Nielson namens de Commissie

(14 juni 2001)

Onder het 8e Europese Ontwikkelingsfonds (EOF) bedroeg de toewijzing voor Ethiopië 294 miljoen. In oktober 2000 besloot de Commissie het NIP-bedrag in de loop van vijf jaar tot 250 miljoen te verminderen. De afgelopen drie jaren heeft het EOF de volgende bedragen uitgekeerd; 1998: 76 miljoen, 1999: 55,2 miljoen, en 2000: 30,1 miljoen.

Nadat er in maart 2001 vrede was gesloten met Eritrea, heeft de Commissie de Ethiopische regering echter in kennis gesteld van een verhoging van de krachtens het 9e EOF toegekende indicatieve middelen: tot 384 miljoen voor steunkredietbedrag A en tot 154 miljoen voor steunkredietbedrag B.

De Commissie is op de hoogte van het probleem in verband met de zonder compensatie door de vorige Ethiopische regering verbeurdverklaarde eigendommen. In wettelijk opzicht heeft de Commissie geen mandaat om burgers van de Europese Gemeenschap te vertegenwoordigen ten aanzien van de Ethiopische overheid. De Commissie kan de benadeelde burgers slechts adviseren om contact op te nemen met hun eigen nationale diplomatieke vertegenwoordiging in Ethiopië, die passende maatregelen zal treffen n.a.v. deze schadevergoedingseisen.

Desalniettemin heeft de Commissie herhaaldelijk, bij besprekingen met de Ethiopische regering, verklaard dat er een klimaat moest worden geschapen, dat gunstig is voor de ontwikkeling van de particuliere sector en voor zowel nationale als buitenlandse directe investeringen. Uiteraard vereist een dergelijk gunstig klimaat o.a. dat er een geschikte oplossing wordt gevonden voor gevallen waarin particulier bezit zonder compensatie door het vroegere regime werd genationaliseerd.

Bij haar contacten met de Ethiopische overheid zal de Commissie dit probleem blijven aanroeren.