Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 92000E003929

    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3929/00 van Béatrice Patrie (PSE) aan de Commissie. Non-foodgebruik van landbouwproducten.

    PB C 187E van 3.7.2001, p. 86–87 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    European Parliament's website

    92000E3929

    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3929/00 van Béatrice Patrie (PSE) aan de Commissie. Non-foodgebruik van landbouwproducten.

    Publicatieblad Nr. 187 E van 03/07/2001 blz. 0086 - 0087


    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3929/00

    van Béatrice Patrie (PSE) aan de Commissie

    (13 december 2000)

    Betreft: Non-foodgebruik van landbouwproducten

    Het gebruik van hernieuwbare landbouwproducten voor non-fooddoeleinden vertegenwoordigt momenteel in de EU een enorm potentieel. De CO2-uitstoot, onze afhankelijkheid van aardolie en het Europees tekort aan plantaardige eiwitten kunnen hierdoor namelijk aanzienlijk worden beperkt. Vooral kunnen hierdoor enorme hoeveelheden vervuilende producten van minerale oorsprong door plantaardige producten worden vervangen (smeermiddelen, oplosmiddelen, inkt, biobrandstoffen, bestrijdingsmiddelen, enz.). Deze producten bieden het voordeel dat ze afbreekbaar, niet giftig en hernieuwbaar zijn.

    Geconstateerd moet echter worden dat in Agenda 2000 met geen woord over deze sector gerept wordt. En hoewel de Commissie reeds enkele initiatieven heeft ontplooid om het non-foodgebruik van hernieuwbare bronnen te bevorderen, is er geen sprake van een globale strategie en een coördinatie tussen de diverse directoraten-generaal.

    Het Comité van de regio's (advies 2000/C226/06) en een groot aantal economische en sociale vertegenwoordigers uit de sector van hernieuwbare bronnen hebben de Commissie onlangs verzocht zo spoedig mogelijk binnen haar diensten een task force non-food op te zetten, zodat men zich een strategisch beeld van dit dossier kan vormen en een coherent beleid kan worden gevoerd.

    Hoe denkt de Commissie te reageren op dit gemeenschappelijk verzoek van het Comité van de regio's en de betrokkenen in de sector? Is de Commissie van plan deze task force op korte of middellange termijn in het leven te roepen? Worden de regelgevingsvoorstellen over het non-foodgebruik van plantaardige producten momenteel binnen de bevoegde diensten onder de loep genomen?

    Antwoord van de heer Fischler Namens de Commissie

    (7 februari 2001)

    De Commissie acht het momenteel niet opportuun en niet nuttig een specifieke task force op te richten voor de niet-voedingssector. In de Overeenkomst van de Verenigde Naties over de klimaatsverandering, het protocol van Kyoto, dat in december 1997 is ondertekend, is bepaald dat tegen 2005 in alle sectoren van de economie vorderingen moeten zijn gemaakt in de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. De Gemeenschap heeft zich in dat verband voor de periode 2008-2012 verbonden tot een emissievermindering van 8 % ten opzichte van 1990.

    Om die verbintenis na te komen heeft de Commissie in haar mededeling inzake het beleid en de maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen(1) haar goedkeuring gehecht aan een Europees Programma inzake klimaatverandering. In die mededeling stelt de Commissie voor thematische werkgroepen op te zetten voor alle belangrijke sectoren in de economie. Een groep voor de landbouwsector en één voor de problemen in de bosbouw zijn ondertussen aan het werk. Die werkgroepen bestaan uit vertegenwoordigers van alle betrokken partijen, namelijk de Commissie, de deskundigen van de lidstaten, de vertegenwoordigers van de industrie, de vakorganisaties. Zij behandelen thema's als duurzame energie en dus ook het gebruik van landbouwproducten voor niet-voedingsdoeleinden.

    De werkgroepen hebben tot taak voor de tenuitvoerlegging van het Protocol van Kyoto de belangrijkste elementen op de verschillende terreinen van het gemeenschapsbeleid te identificeren en uit te werken. De conclusies die in de thematische werkgroepen worden bereikt, kunnen als basis dienen voor concrete voorstellen van de Commissie op de verschillende beleidsterreinen. Ze kunnen betrekking hebben op een aanpassing of een wijziging van de communautaire regelgeving om de uitstoot van de broeikasgassen te verminderen.

    De Commissie heeft bovendien, door de instelling van een Permanente werkgroep inzake duurzame energie (1999), voor de industrie, de producenten en de vakorganisaties een platform gecreëerd waar regelmatig met haar diensten informatie wordt uitgewisseld.

    Agenda 2000 is een volgende belangrijke stap naar aanpassing van de grondstoffen die de landbouw produceert, aan het niveau van de wereldmarktprijzen. Daardoor ontstaat een aanbod van landbouwgrondstoffen, met name graan en oliehoudende gewassen, tegen concurrerende prijzen voor niet-voedingsdoeleinden, ook voor gebruik als energiebron.

    Meer is in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid niet mogelijk vanwege budgettaire grenzen of verplichtingen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). In het energie- en milieubeleid wordt het gebruik van landbouwgrondstoffen als duurzame energiebron weliswaar als een prioriteit aangemerkt, maar het verschil tussen de prijzen voor verwerkte landbouwgrondstoffen en die voor de concurrerende fossiele brandstoffen, zou moeten worden verkleind door fiscale maatregelen, zoals door de Commissie reeds is voorgesteld (Schrivener-voorstel) en vermeld in het Groenboek over de continuïteit van de voorziening(2).

    Voorts wordt in Agenda 2000 het basispercentage voor de braaklegging in de landbouw van 10 % nog eens bevestigd. Overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen(3) mag de braakgelegde grond worden gebruikt voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemde producten, op voorwaarde dat doeltreffende controlesystemen worden toegepast. De toepassingsbepalingen van die verordening zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2461/1999 van de Commissie(4). Ongeveer 20 % van de braakgelegde landbouwgrond, tot 1 miljoen hectare, is in het kader van die regeling gebruikt. De verwerkende industrie heeft de landbouwgrondstoffen tegen sterk concurrerende prijzen kunnen aankopen om nieuwe afzetmarkten aan te boren.

    Overigens kan ook via de communautaire steun voor plattelandsontwikkeling het gebruik van landbouwproducten voor niet-voedingsdoeleinden worden bevorderd. De plannen voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2000-2006 die door de lidstaten zijn opgesteld en aan de Commissie ter goedkeuring zijn voorgelegd, bevatten dan ook steunmaatregelen voor het gebruik van biomassa in het kader van de steun voor investeringen op de bedrijven, voor verwerking en afzet van landbouwproducten of voor de ontwikkeling van plattelandsgebieden.

    Bovendien heeft de Commissie concrete steunmaatregelen van lidstaten goedgekeurd (met name op het gebied van belastingen en regelgeving) voor energiebesparing en de bevordering van duurzame energie. Dat is geregeld binnen de kaderregeling voor steunmaatregelen van de staten voor milieubescherming.

    (1) COM(2000) 88 def.

    (2) COM(2000) 769 def.

    (3) PB L 160 van 26.6.1999.

    (4) Verordening (EG) nr. 2461/1999 van de Commissie van 19 november 1999 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad wat het gebruik betreft van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of voor vervoedering bestemde producten PB L 299 van 20.11.1999.

    Top