Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 91999E000055

    SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 55/99 van Paul RÜBIG Voorkoming van een subsidiewedstrijd - voorrang voor bedrijfsmilieusteun

    PB C 325 van 12.11.1999, p. 64 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    European Parliament's website

    91999E0055

    SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 55/99 van Paul RÜBIG Voorkoming van een subsidiewedstrijd - voorrang voor bedrijfsmilieusteun

    Publicatieblad Nr. C 325 van 12/11/1999 blz. 0064


    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0055/99

    van Paul Rübig (PPE) aan de Commissie

    (22 januari 1999)

    Betreft: Voorkoming van een subsidiewedstrijd - voorrang voor bedrijfsmilieusteun

    Met behulp van het regionaal beleid van de EU moet de concurrentiepositie van gebieden met ontwikkelingsachterstand en aanpassingsproblemen worden verbeterd. Daarbij bestaat echter het gevaar van concurrentievervalsing doordat regio's op grond van hun vestigingsplaats met elkaar gaan concurreren, zodat een daaraan verbonden subsidiewedstrijd met nadelige gevolgen ontstaat. Dergelijke concurrentievervalsing kan worden beperkt als de voorkeur wordt gegeven aan de stimulering van het algehele kader voor het bedrijfsleven in plaats van stimulering van individuele bedrijven. Daardoor ondersteunen we een betere duurzame ontwikkeling der regio's. Als deze strategie concreet in de praktijk werd gebracht zou dat bijvoorbeeld betekenen dat wordt vastgesteld dat de maatregelen van het EFRO die gericht zijn op stimulering van het bedrijfsmilieu de helft moeten uitmaken van de totale interventies in het kader van een bepaald programma.

    Hoe beoordeelt de Commissie dit streven naar voorkoming van een nadelige concurrentie op grond van vestigingsplaatsen?

    Antwoord van mevrouw Wulf-Mathies namens de Commissie

    (3 maart 1999)

    Het Europese mededingingsbeleid staat er voor in dat de steun verleend aan voor steun in aanmerking komende regio's voldoet aan de artikelen 92. en 9. van het EG-Verdrag. In dit kader wordt een zekere mate van competitie tussen de afzonderlijke regio's toegejuicht met het oog op de verhoging van het concurrentievermogen van de regio's en de Gemeenschap in haar geheel.

    Om schadelijke of oneerlijke concurrentie tussen de regio's om inkomende investeringen evenwel te voorkomen, omvat het mededingingsbeleid van de Gemeenschap maatregelen, zoals de richtsnoeren inzake nationale regionale steunmaatregelen(1) of de multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten(2).

    De Commissie is het met het Parlement eens dat er meer belang zou moeten worden gehecht aan de verbetering van het bedrijfsklimaat dan aan het steun bieden aan de bedrijven zelf. In haar op 3 februari 1999 goedgekeurde werkdocument over "de Structuurfondsen en hun coördinatie met het Cohesiefonds - een ontwerp-leidraad voor programma's in de periode 2000-2006"(3) onderstreept de Commissie de noodzaak van het meer aandacht besteden aan de kwalitatieve aspecten van het bedrijfsklimaat, zoals bijvoorbeeld via diensten ter ondersteuning van de bedrijvigheid, terwijl het belang van kapitaalschenkingen dient te worden verminderd.

    De mate waarin het Europees Fonds voor regionale Ontwikkeling productieve investeringen danwel op de bedrijvigheid toegespitste infrastructuur ondersteunt, is evenwel de verantwoordelijkheid van de regio's die de programma's opstellen en uitvoeren. Dit is dan ook de kernvraag bij het uitstippelen van een regiospecifiek beleid voor regionale ontwikkeling. De Commissie geeft derhalve in het algemeen geen specifieke quota's voor individuele prioriteiten, zoals op de bedrijvigheid toegespitste infrastructuur.

    (1) PB C 74 van 10.3.1998.

    (2) PB C 107 van 7.4.1998.

    (3) SEC(99) 103.

    Top