EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 91998E004053

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 4053/98 van Nelly MAES Misbruik van humanitaire hulp aan landen in oorlog

PB C 325 van 12.11.1999, p. 50 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

European Parliament's website

91998E4053

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 4053/98 van Nelly MAES Misbruik van humanitaire hulp aan landen in oorlog

Publicatieblad Nr. C 325 van 12/11/1999 blz. 0050


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4053/98

van Nelly Maes (V) aan de Commissie

(13 januari 1999)

Betreft: Misbruik van humanitaire hulp aan landen in oorlog

Op 18 september 1998 verklaarde de voorzitter van de Europese Commissie dat de Europese Unie haar hulp aan landen in oorlog moet herzien en weigeren financiële hulp te leveren indien deze gebruikt wordt voor oorlogsdoeleinden. Daarop werd naar verluidt door de Europese Commissie een intern onderzoek gestart om eventuele afleidingen van Europese hulpfondsen bloot te leggen en na te gaan welke sancties hiertegen genomen kunnen worden.

1. Mag ik van de Europese Commissie vernemen welke de resultaten zijn van het gestarte interne onderzoek;

2. welke maatregelen zij sinds september 1998 nam ter herziening van de regelgeving voor het leveren van financiële hulp aan landen in oorlog? Hoe kunnen landen bestraft worden wanneer blijkt dat zij Europese hulpfondsen gebruikten voor oorlogsdoeleinden?

Antwoord van de heer Pinheiro namens de Commissie

(24 maart 1999)

In haar verklaring heeft de Commissie uiting willen geven aan haar grote bezorgdheid over de uitbreiding van het conflict in de Democratische Republiek Congo, waar een tiental landen al dan niet rechtstreeks betrokken zijn bij een regionale oorlog.

Het gaat hier niet alleen om een analyse van risico's op misbruik van hulp of om een intern onderzoek maar ook om doorlichting van de situatie in landen die betrokken zijn bij gewapende conflicten, zulks wegens het gevaar van ernstige destabilisatie en een humanitaire ramp en omdat men het risico loopt dat de resultaten van jarenlange inspanningen voor een op economische, sociale en menselijke ontwikkeling gericht beleid dat de Gemeenschap en de Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) hebben vastgelegd, worden tenietgedaan. Het gaat hier ook om de gerechtvaardigde vraag, die de Europese publieke opinie zeker opnieuw zal stellen, waarom men hulp blijft bieden aan arme landen, die de hulp weliswaar nodig hebben, maar die tegelijkertijd hun eigen middelen gedeeltelijk besteden aan militaire oplossingen voor hun territoriale geschillen.

Aan dit debat, dat reeds in de lidstaten wordt gevoerd, zou ook de internationale gemeenschap in haar geheel moeten deelnemen. De Commissie heeft echter al maatregelen getroffen: in elke nieuwe overeenkomst inzake toekenning van begrotingssteun aan een bij een gewapend conflict betrokken ACS-land worden clausules opgenomen die voorzien in de uitbetaling in tranches en in een strenge controle op de besteding van de beschikbaargestelde middelen vooraleer elke volgende tranche wordt uitbetaald. Elke financieringsovereenkomst betreffende begrotingssteun aan een land in oorlog gaat vergezeld van een brief van de Commissie aan het staatshoofd van het betrokken land waarin de voornoemde maatregelen worden toegelicht en waarin de Commissie uiting geeft aan haar bezorgdheid over het conflict in kwestie en de regering ertoe aanspoort onverwijld te streven naar een vreedzame oplossing.

Bij humanitaire hulp daarentegen zijn voorafgaande akkoorden, noch een financieringsovereenkomst met het begunstigde land van toepassing. De uitvoering van dergelijke acties wordt toevertrouwd aan partners (niet-gouvernementele organisaties en instellingen van de Verenigde Naties). In dit kader dient eraan te worden herinnerd dat in vele gebieden die getroffen zijn door conflicten, de toegang van de humanitaire organisaties tot de slachtoffers opzettelijk wordt verhinderd door oorlogvoerenden die zich, bij hun militaire activiteiten, systematisch schuldig maken aan de schending van de mensenrechten, soms met etnische zuivering als doel. Zo zag de Commissie zich in 1998 in Soedan, Midden-Afrika en Afghanistan, gesteld voor de alsmaar grotere moeilijkheid de humanitaire ruimte in stand te houden en tegelijkertijd de juiste gedragslijn te volgen ten aanzien van het aan de kaak stellen van de schendingen van de mensenrechten en het humanitaire recht.

Top